ter
hem, spande nuttelooze pogingen in om het hem na te burrelen. Lemonnier,
lang en stokkestijf, beende akelig over het trottoir. Van Dranem, die
naar ik vermoed, daags te voren zeer onvoorzichtig den inhoud van een
sterrekundig standaardwerk had ingezwolgen, besproeide mij met den
hutsepot van zijne astrologische indigestie. De laatste van allen,
kortstappend en kort-blazend, kwam de ronde man, onze zoete schaduw
aangedrild. Ik hoorde hem. Hij had het geluid van een haastigen hinker.
Maar hij hinkte wezenlijk niet: naar ik thans vermoed, ontbrak de hak
aan een zijner schoenen, die daardoor als een slofje neerwreef op de
steenen....
"Slokke bracht ons in die taveerne van het Statieplein....
"Hier moest het drama gebeuren. Wij gingen aan de grootste tafel zitten
en bestelden koffie. De bazin, een onaangenaam wijf, deed opmerken dat
de herberg slechts bij toeval open was gebleven, dat zij geen tijd had
om koffie te zetten en maar hoopte dat de heeren gauw zouden oprukken.
Fritz d'Artois stond bij dezen onvriendelijken uitval recht en
overdonderde de zure waardin met de gekste aller redevoeringen. Aan de
inschikkelijkheid van eene oolijke schenkmeid hadden wij een kop koffie
en het einde van d'Artois' pleidooi te danken. Deze schenkmeid, die wel
inzag dat men Slokke en zijne kameraden nooit anders dan met
aanminnigheid zou de deur uitkrijgen, verwaardigde zich haar eigen bij
ons aan te sluiten, waar zij van Lemonnier verkreeg dat hij haar, bij
wijze van "slaapmutsje", op een fine-champagne trakteerde.
"Kijk nu, Herman, goed hoe wij zaten. Ik zat op de bank, links had ik
Van Dranem, stapelvol met troebele wijsbegeerte, rechts d'Artois, en
naast dezen het rookende mysterieventje. Rechtover mij zat Slokke, links
had hij Lemonnier en rechts de diplomatische herbergdeerne. Wij praatten
in den beginne vrij onharmonisch ondereen, tot op een vraag van de
schenkmeid het gesprek eene bepaalde richting inliep. De meid had
vernomen dat Fritz advokaat was en ze wilde hem gaarne, zeide ze, iets
vragen. Fritz die, met Dranem, de zatste van den hoop was geworden, vond
waarschijnlijk dat de schenkmeid hem veel eer aandeed. Althans bereidde
hij zich tot een uitbundig consult en stelde zijne prille ervaring
"geheel" (dit met een prachtig oratorisch gebaar) tot hare beschikking.
"A-wel voila!" sprak de meid, "ik ben getrouwd met een man die te dom is
om voor den duivel te dansen--van 's morgens tot 's avonds maak ik ruzie
met hem, want
|