s en de avonden
niet en de nachten vervulden zijn geest met beelden van onredelijke
verschrikking. Lieven Lazare kwam hem opzoeken, sprak hem van de
goddelijke inzichten, die hem hadden tot een vod van schande gemaakt.
--"God heeft mij den weg gewezen naar uw sponde, Johan" zei hij. "Ik heb
gevoeld dat ik u vinden zou in onzeggelijke vertwijfeling en daar ligt
ge nu--een wrak van zielloos vleesch op de baren van uw opgebiechte
zinnelijkheid. O mensch, ik herhaal en ik herhaal het u: eene kwaal van
helschen oorsprong bijt u, gelijk een kanker, aan het hart. Raad ik het
niet? Maar neen, de ingevingen van den Eersten Persoon, welke mij op dit
oogenblik bezielen zijn onbedrieglijk en gij moogt niet langer weigeren
uwe zonden te biechten. Red u, als er nog tijd toe is."
Het bleek genoeg uit de koppige stilzwijgendheid van Johan, dat hij alle
poging tot redding opgegeven had. Op een schoonen dag van het voorjaar
werd het huwelijk van Johan en Julia in de kleine Kathelijnekerk door
een korten priester gezegend. Ze kwamen op het zolderkamertje inwonen en
sleten er een gemengd leven van geluk en trage treurigheid. Johan ging
alle nanoenen slenteren langs de hooge stad, gejaagd drillend door de
straten van de Kappellewijk of opkruipend naar de steile gangen van het
massale Gerechtshof. Zijn haar wippelde haast ongekamd over zijne ooren
en zijne broek slodderde op zijne kuiten. Hij luisterde naar de piepende
muziek der draaiorgels en tuurde naar de doening van kinderen en honden
en citroenwijven. Hij had willen een schilderij maken vol met engels en
heiligen en hij peinsde dikwijls op de rijke borduursels welke hij met
goud en edelsteenen zinnens was heel ommendom de bonte fluweelen mantels
te versieren. Maar hij nam zijne ronde palet niet meer op. Hij liep de
Hooge Stad rond en daalde daarna naar de Priemstraat. Zoo volgde hij de
zware bierwagens, die er op en neer daverden, en hij deed, voor de
welriekende herbergen, de ledige tonnen klinken, aandachtig het uiterste
bier opvangend in een rood-bekleurd tomatendoosje, hetwelk hij op al
zijne wandelingen binnen zijn diepen vestzak mededroeg.
* * * * *
II
JOHAN DOXA
LICHTMIS
Het leven van Johan Doxa was zeer ellendig geworden, maar hij beleed het
met prijzenswaardige langmoedigheid en kinderlijken eenvoud. Julia zijne
vrouw, welke hij eerst zoo verduldig had liefgekregen, begon hij stilaan
te eerbiedigen. Het ontzaglijke karakter v
|