pompwater? Wanneer ik zal tot op de pees uitgedroogd zijn, en wanneer ik
zal bezig zijn mijne ribben te tellen, wat rest mij dan nog dan dood te
gaan? Ik kan mij nauwelijks inbeelden dat Onze-Lieve-Heer zich meer wil
erbarmen over een pannelikker dan over een smeerbuik. Maar Zijne
inzichten zijn verborgen en ik ben inderdaad door en door slecht. Ik zal
bidden om veel moed te krijgen, en God helpt niet waar men zijn eigen
niet helpt. In deze gevangenis zal ik wel eene spinnekop vinden, en ik
wil ze tam maken en haar allerhande kunstjes aanleeren. Het lieve dier
zal mijne gevangenschap bekoren. Ik zal een aardig wagentje bouwen waar
ik haar inspannen kan. Zij zal aan een fijne draad 's nachts komen
hangen boven mijn aangezicht. Ik houd niet veel van muizen, anders zou
'k gaarne ook een muisje dresseeren. De staart van eene muis is zoo vies
dat ik er niet aan denken durf. Ze zullen mij waarschijnlijk groote
latijnsche boeken geven om in te lezen. Roode en zwarte letters zijn
mooie dingen, maar ik zal toch niet lezen in zulke boeken, vrees ik.
Zullen ze ook een doodshoofd aan mijn voeteinde leggen? Er zijn twee
dingen die ik, behalve een doodshoofd, voor mijne oogen niet verdragen
kan: een zeisen en een zandlooper. Ik heb mijne pijp thuis gelaten. Dat
is heel goed zoo, Johan. Die menschen weten van geen tabak te spreken.
Altijd wierook, altijd wierook. Wanneer mijne retraite uit is, hoop ik
dat Anatole mij weer eene van die dikke sigaren mag geven, gelijk de
oude heeren smooren in de _Shop_. Maar ach! ach! ik zal nooit van mijn
leven meer kunnen rooken!... Morgen komen ze met koorden aan en ik zal
mij moeten kastijden ten bloede. Ze zullen azijn over mijn mond gieten.
Ik zal blootsvoets naar de kerk gaan.... Wanneer heb ik den laatsten
keer mijne voeten gewasschen?"
Hij lag zeer rustig. Er zweefden nog twee drie lichte gedachtekens
voorbij en hij fluisterde:
--"Sakkerloot...."
Toen sliep hij vast in.
* * * * *
De Kloosterklok was bezig met volle geluid als Johan Doxa wakker schoot.
De cel was vol licht, alsof daarbuiten een liefelijke Lente gebeurende
was. En waarachtig: door 't kleine raam zag Johan een stuk hemel
heerlijk-blauw, bespot met witte krullende wolkjes en overstraald met
zonnegeweld. Hij ging op zijn bedde staan en keek uit langs het venster.
Wat zag hij daar voor moois?...
De binnentuin van 't Klooster lag vierkant tusschen de met mos en veil
begroeide gevels te lev
|