en onze werking reikt mede tot de
standvastigheid van God's harmonie. En het moet zoo altijd zijn en
hergebeuren, want wij zijn alzoo de eeuwigheid van God's wet."
Anatole had gedronken en sprak nuchter:
--"En de socialisten?"
Maar Johan Doxa wedervoer met geduld:
--"Wij moeten ons schikken in ons lot en de plichten vervullen van onzen
aard. Wij mogen niet, hm! hm!... wij mogen niet lui zijn in onzen aard.
Wij moeten vol ijver zijn, want onze aard is een gebod dat wij vlijtig
moeten leven. Gij blaast gedurig tabak in mijn gezicht, Anatole. Neen,
steek uwe pijp daarom niet onder de tafel. Maar ik ben, geloof ik,
duister en vervelend, en gij volgt niet rap mijne gedachten. Ik wil u
iet zeggen. Ik--gij beziet mij en ge kent mij, Anatole--ik ben een
sukkel in uwe oogen en een lasteraar in de oogen van Lazare. Ik ben
inderdaad waarlijk een sukkel en een lasteraar. Zoude ik moeten een
groot artiest zijn, of zoude ik moeten een heilige zijn, of zoude ik
moeten een tapper zijn? Ik loop het loopje van een natuurlijk en
noodwendig leven. Ik ben wat ik ben, zooals, naar ik meen, een halm geen
eik is en een mier geen prijsmerrie. De blijdschappen die mij te beurt
vallen zijn de bloemen van mijn aard. Maar, Anatole, vermits ik sterven
zal zonder glorie en zonder zaligheid, ook de spijt over een zoo droeve
dood is een bloem, een zeldzame bloem van mijn aard, Anatole.... En ik
blijf dien spijt getrouw."
* * * * *
Ze hadden rond tien ure een groot getal herbergen bezocht. Ze stonden op
de Oude Graanmarkt. De Vlaamsche Steenweg was een krioeling van vierende
menschen. Geel en wit-blauw licht spetterde uit de vensters op het bonte
gewoel. Johan keek op naar den schoonen kerktoren die in een hoek van
het Kathelijneplein massaal en duister rees boven het licht der huizen.
Hij zag ginder hooge, den grauwen winterhemel, en hij voelde wonderlijk
de oneindige wijdte. Zijn hart ging open, vol van liefde.
--"Nu begin ik plezant te worden," zei Anatole. En om zijne woorden
kracht bij te zetten, ging hij al fluitend aan het dansen. Johan Doxa
had groote goesting om te weenen. Hij kuchte eens en glimlachte
zachtjes:
--"Wel, ge danst gij niet slecht, Anatole!"
Anatole nam Doxa bij de ellebogen en schokte hem op maat van het
deuntje. Dan, haast buiten adem, riep hij:
--"Kerel, we gaan ons maskeeren!" En ze trokken naar de _Old Curiosity
Shop_ van de Bisschopstraat, klauterden den diensttrap op en
|