ogen zien binnen de holten van het grijnzende mombakkes. Johan
Doxa, eer hij zijn glas vastgreep, vroeg beteuterd:
--"Anatole, hebt ge geld?"
Anatole knikte en zij dronken allebei. Drie vrouwen in manspak gingen
zonder veel gerucht in den versten hoek der herberg zitten. Een zwart
hondje kwam, tusschen Doxa's voeten, een handsvol garnaalsteertjes
oplikken en keek toen op, in korte verwachting. Na een tijdje drong een
dansende groep bonte jongelingen alover den engen drempel rond den toog.
De bazin had het seffens heel druk en de baas, die groot en rood was,
kwam al kouwend in het deurgat van de keuken staan, om ontzag in te
boezemen. Dat jong gedoe deed zeer vroolijk, intrigeerde iedereen op
goed val het uit, in hoog stemgegichel. Een blauw clownmeisje ging
buigen over het peinzend hoofd van Johan Doxa en vroeg:
--"A wel! wat hei-je met uw peterselie gedaan, kalfskop?"
Johan Doxa, geheel weg met zijne vage gedachten, antwoordde goedig,
onnoozel:
--"Nikske...."
En hij bezag Anatole al blozend. Toen sprak Anatole, stil in 't algemeen
gedruisch:
--"Julia sliep, als ik de kamer verliet, weet ge...."
Johan Doxa deed tweemaal zijn hoofd op en neder gaan. En heel natuurlijk
herbegonnen zij te zwijgen, daarbinst rechtstaande, alle twee te gelijk,
om weg te gaan.
Ze liepen de Camuselstraat geheel door en dronken faro in _'t Wit Paard_
bij Susse van Maries, op 't hoekje der Anneessensplaats. Van daar zagen
zij het dikke gewoel op de Henegouwlaan, de schuivende pakken van
menschen, door mekaar indringend en werkend, in traag beweeg, gelijk
dwarse zeegolven. Lachende gezichten, opene monden, grijpende handen,
't krioelde klaar op in de donkerte van grauwe jassen en wintermouwen.
En de lichte confetti stoof op bij scheuten, in waaiers van licht of
wolkjes van lichte kleuren. Een zeldzaam geraas steeg uit die duwing
van lijven, en Johan Doxa wist soms niet of 't wel vreugde was en geen
akelig en ver geklaag van gewonde dieren, die vol nuttelooze driften
zijn.... De schenkmeid kwam midden in de herberg op een stoel staan en
stak de porseleinen bloemen van den kroonluchter aan. De herberg was
geel en de dag op de vensterruiten werd scherpblauw, violetblauw. Men
kreeg een gevoel van droeven avond. De glazen klonken over den toog en
rond de aanhoudende bierbestellingen. Een oud vrouwtje probeerde eene
groote mand met eieren, krabben en amandels van groep tot groep tegen de
tafels uit te steken. Twee zware jongens nage
|