en worden, stond er aanhoudend een meisje bij
ons, klaar voor allerlei grapjes. Zij was, in haar eentje best in staat
om alle geestigheden terug te kaatsen: ze speelde haar rol goed en zette
't gesprek voort totdat de dochter des huizes terug zou komen. Want de
moeder was al een beetje op jaren.--BERTHOLF: Maar hoe was nu eigenlijk
wel 't eten? Want praatjes vullen de maag niet.--WILLEM:
Allervoortreffelijkst, zoodat ik er verbaasd over sta, dat zij voor zoo
weinig geld gasten kunnen opnemen. En na den maaltijd onderhouden zij de
menschen weer zoo met aardige vertellingen, dat geen verveling hen
bekruipt. Ik verbeeldde me thuis te wezen en niet in den
vreemde.--BERTHOLF: En hoe was 't in de slaapkamers?--WILLEM: Daar waren
overal steeds eenige kamermeisjes, lachebekjes, dartel, speelsch: uit
zichzelf vroegen ze of we ook vuile kleeren hadden, en die wieschen ze
dan en brachten ze ons gewasschen terug. Om kort te gaan: we zagen daar
niets dan meisjes en vrouwen. Behalve in den stal--ofschoon de meisjes
daar ook dikwijls kwamen binnenstuiven. Bij ons vertrek zoenden ze ons
en waren bij het afscheid zoo hartelijk alsof wij allen broeders waren
of ten minste zeer na-verwanten.--BERTHOLF: Nu die gewoonten zijn
misschien bij de Franschen in eere: ik houd meer van die der Duitschers.
Die zijn manlijker.--WILLEM: Ik heb Duitschland nog nooit mogen bezoeken
en daarom zou ik je wel willen verzoeken, als 't je niet te lastig is,
mij eens te vertellen hoe ze daar een gast ontvangen.--BERTHOLF: Of men
overal dezelfde behandeling ondervindt, weet ik niet, maar ik zal je
vertellen wat ik er zag. Bij je aankomst is er niemand die je begroet.
Dat doen ze om niet den schijn te hebben dat ze je aanhalen. Dat toch
houden ze voor laag en verachtelijk en de Duitsche strengheid onwaardig.
Wanneer je nu lang hebt staan roepen, dan komt eindelijk uit een klein
venstertje van de kamer waar de algemeene haard zich bevindt (want daar
verblijven ze tot ongeveer den langsten dag) een hoofd steken, net als
een schildpad haar kop uit haar schaal steekt. Aan dien persoon nu moet
men vragen of men daar zijn intrek mag nemen. Als hij niet neen zegt,
dan kun je er op rekenen, dat je een plaatsje gegund wordt. Op je vraag
waar de stal is, wijst men u dien met een handbeweging. En daar mag je
dan je paard op je eigen manier behandelen. Geen knecht toch steekt er
een hand uit. Als de herberg wat druk bezocht is, dan wijst een knecht
je de stalling en de minst
|