namelijk Lamennais
in Frankrijk, op de vrijheid van het onderwijs, die hij afleidde uit alle
andere vrijheden, als de vrijheid van godsdienst en van drukpers; dit was
voor 't vervolg den weg afbakenen voor een verbond, dat op dien stond
nochtans door niemand voorzien werd.
Om de woede der clericalen te stillen, besloot Willem enkele toegevingen te
doen. Reeds vroeger was Reinhold, zijn gezant te Rome, met het Vatikaan in
onderhandeling getreden, om een concordaat tot stand te brengen in den zin
van dit van Napoleon, dat in Belgie van 1801 tot 1815 in zwang was; een
pauselijke nuntius was zelfs te dien einde in Belgie geweest, maar moest
onverrichterzake terugkeeren. Zoo bleef de zaak tot in 't begin van 1826,
wanneer een katholieke afgevaardigde, de graaf de Celles, zich aanbood om
de onderhandelingen te hernemen. Paus Leo XII en Koning Willem toonden zich
even inschikkelijk. De Jozefist Goubau moest van het bestuur van den
katholieken eeredienst aftreden, dat bij 't ministerie van binnenlandsche
zaken gevoegd werd (1826); Reinhold werd als gevolmachtigde te Rome door
graaf de Celles vervangen. Doch deze botste tijdens de besprekingen op
talrijke moeilijkheden hem door de dweepzieke omgeving in 't Vatikaan in
den weg gelegd en klaagde er bij zijne regeering over dat hij nu niet meer
kon verkrijgen wat men twee jaar vroeger gemakkelijk zou bekomen hebben.
Eindelijk op 18en Juni 1827 teekende de Celles het concordaat met den
kardinaal Capellari. Ieder bisdom zou een seminarie bezitten. Wat de
verkiezing der prelaten betrof, deze moest geschieden door het kapittel,
dat den Koning een kandidatenlijst zou voorleggen, waarop deze de
kandidaten, die hem niet bevielen, zou doorschrappen; de Paus duidde dan
den titularis aan.
De bulle van 17en Augustus kondigde daarenboven de oprichting van drie
nieuwe bisdommen aan, nevens de vijf bestaande, namelijk te Brugge, te
Amsterdam en te 's Hertogenbosch, en bevestigde dat voortaan alleen de
bisschoppen voor de opvoeding hunner geestelijkheid te zorgen hadden.
De Belgische katholieken onthaalden het sluiten van het concordaat met luid
gejuich; verscheidene hunner afgevaardigden stemden zelfs de begrooting
zonder verzet.
De Hollandsche Calvinisten evenals de Belgische liberalen keurden
integendeel de vernedering des Konings voor den Paus streng af; zij
verweten aan de regeering dat zij niet alleen van haar recht van benoeming
der bisschoppen afstand gedaan had, maar daarbij nog
|