aren. Hartog scheen zeer bekent met den
Heer R.; er was eene drukte nog eens zo! allemaal over onze eerste
lui, onze _Patricii_; (verstaat gy dit woord, Letje? anders zal ik het
wel eens uitleggen;) over de laatste Assemblee; over een gevalletje
aan de speeltafel met de Gravin X.; over les Belles Lettres; over
Voltaire, d'Alembert, des Clairauts, en nog wie weet waar al meer van.
De Heer Edeling sprak nu en dan ook een woord, doch de Scavante hadt
er geen attentie voor; en de Heer R. was te beschaaft, om haar
voorbeeld niet te volgen: hy hadt het des met haar heel druk. Onderwyl
verhaalde ik stilletjes aan onze lieve Mama, dat R. zo een fraai Boek
voor ons meegebragt hadt; haar hetzelve noemende. "Ik wou, zei ik, dat
die babbelparty ophieldt, en dat ik het Boek maar had: 't is zo fraai!
Kom, zei Lotje, ik zal je wel helpen: ik heb dat Boek ook van Josep;
't is heel mooi, en ik lees er veel in, als ik naar bed ga." (Hier
volgt de dialoge; ik agter de stoel van de waarde vrouw, wat over haar
heen ziende, Lotje tegen de Commode staande. Edeling zei, dat wy een
fraai groupje maakten; en kon zyn oogen, schynt het, nergens anders
werk geven.)
_Ik_. Wat zegt gy, Lotje, hebt gy dat boek? en hebt gy er ons niets
van gezegt? foei, dat's geniepig.
_Lotje_. Ik dagt, dat het oud vuil was by de Juffrouwen; want ik heb
het al wat[1] gehad; och Heer, anders was 't wel tot uw dienst.
[_Juffrouw Buigzaam en ik keeken elkander aan, of wy zeggen wilden:
hoe! heeft Lotje dat Boek van Bitaube_?"]
_Juffrouw Buigzaam_. En wie is de Auteur, Juffrouw Lotje?
_Lotje_. Ja, dat weet ik niet; maar het is wel het zelfde Boek van
Josep, en het is heel mooi; maar ik word nooit gelooft, en daarom zwyg
ik dikwyls.
_Ik_. Lieve Lotje, ik bid u, haal het Boek, op dat Juffrouw Buigzaam
het aanstonds zie. En nu geef ik u, myn lieve Letje, eens in ernstig
en gemoedelyk overwegen, met welk een Boek het goeje schaap afkwam!
Doch, al hadt gy al de wysheid der Egiptische Tovenaren, die van de
Endorsche[2] Kol, die van Lodippe[3], [ons door Vader Kats zoo aartig
beschreven;] ja al hadt gy de kaart leren leggen by den Drommel op
Marken; al waart gy eene Hartog, in het oplossen van Meet- en
Stelkundige Voorstellen, gy zoudt het nog niet raden; hoor dan den
titel: "_Josephs_ Drouv, end Bli eindend Spel, niet min stichtelick,
als droev en vermakelick, om te lezen: in dry bisondere spelen vervat,
door _A.C. Crous_. Gedrukt te Groningen, 1721." NB. Op den r
|