gerucht, dat ons de nabijheid van
eene groote menigte menschen aankondigde.
In de duisternis drukten wij elkaar met geestdrift de handen; wij waren
blijde, dat het ons eindelijk werd vergund, ons bloed voor het vaderland
te vergieten. Niemand onder ons twijfelde aan de overwinning; onze moed
was groot, en ons vertrouwen zonder palen.
Op mij deed echter het naderen van eenen grooten veldslag eenen diepen
indruk; na in de eerste machtspreuken en wederzijdsche aanhitsingen te
hebben deelgenomen, liet ik het hoofd op de borst zinken, en ik dacht
aan mijnen vader en aan al wie mij te huis dierbaar waren. Deze zucht,
naar de beminde dingen is als het testament der ziel: wie jong is en
verre van zijne geboorteplaats in een groot gevaar verkeert, zal altijd
gevoelen, hoe zijn geest een droevig en teeder vaarwel toewerpt aan al
wat zijn hart betreurt en vreest te zullen verliezen.
Om den lezer eenigszins de voorvallen te doen begrijpen, welke gaan
volgen, is het noodig eenige inlichtigen over dezen inval der Hollanders
te geven.
Het Belgische leger was in eenen beklaaglijken toestand; te Brussel had
men den tijd besteed aan de gewichtige beraadslagingen over onze
onvergelijkelijk schoone Grondwet en over de keus eens Konings. Op het
papier had men eene eerbiedwekkende krijgsmacht ingericht, doch deze
bestond niet werkelijk. Geen voorraaddienst voor oorlogstijd was er
ingericht; niets was voorzien: de regimenten voor den vijand hadden
zelfs niet meer buskruid onder hun bereik, dan men op eenen enkelen dag
verbruiken kon. Vele generaals en de meeste officieren hadden nooit
eenen regelmatigen krijg gevoerd: moed en onversaagdheid was er genoeg;
maar ondervinding en beleid ontbrak er gansch.
De Belgische krijgsmacht,--buiten de burgerwachten, die meer hinder dan
hulp bijbrachten,--kon beloopen tot de 30,000 man en was in twee groote
afdeelingen gescheiden. De eerste, het _Scheldeleger_, lag rondom
Antwerpen, onder bevel van generaal De Tieken de Terhove, die zijn
hoofdkwartier op het dorp _Schilde_ hield; de tweede, het _Maasleger_,
lag rondom Hasselt, onder bevel van generaal Daine.--Tusschen deze beide
legers bleef een afstand van dertien uren gaans!
De Hollanders hadden integendeel hun leger tot den inval met eene
uiterste doelmatigheid vergaderd en ingericht; hunne krijgsmacht, onder
bevel van den Prins van Oranje en den Prins van Saksen-Weimar, telde
40,000 man geregelde troepen en 30,000 man der _schutterij_; daare
|