officier worden zult; hij heeft zijn vaderland
onder Napoleon met eere gediend en ziet het krijgsleven aan als eene
schoone loopbaan. Het hangt van uwen wil af, zijne liefderijke hoop te
verwezenlijken. Wat mij betreft, ik zal naar mijn vermogen er toe
helpen."
Ik luisterde verbaasd op de woorden des kapiteins; zulken toon van
ongeveinsde kalmte en van ware goedhartigheid had ik nooit in zijne stem
opgemerkt, en ik vroeg mij zelven met wantrouwen, of ik zijne
betuigingen van genegenheid voor waarheid of voor spot te nemen had.
Intusschen had de kapitein ten tweeden male wijn in mijn glas
geschonken; en opstaande, zeide hij met dezelfde bevelende blikken en
scherpen toon, die hem eigen waren:
"Drink,--en houd u voortaan recht in uwe schoenen!--Geloof niet, dat ik
van zin ben u te behandelen als eenen porseleinen soldaat, dien men
vreest te breken. Ik ben kapitein, en ieder moet het weten. Wat gezegd
is, blijft gezegd. Ga nu naar uwe herberg, herkauw mijne woorden
onderweg zeer goed, en hang er al droomende geene nuttelooze staarten
aan."
Ik deed wat hij mij had bevolen, en overwoog zijne woorden zoo lang en
zoo diep, dat mijne spijt tegen hem--mijn haat zou ik moeten
zeggen--verminderde, verkoelde en geheel verging. Alhoewel ik het nog
voor mij zelven poogde te verbergen, toch erkende ik innerlijk, dat ik
ten minste grootendeels door overdrijving had gedwaald.
Van dien tijd af was deze kapitein niet bijzonder barsch meer tegen mij;
ja, hij betoonde mij somwijlen achting en vriendschap. Hij bleef wel
dezelfde als te voren, wierp mij nog bij gelegenheid eenen vloed harde
woorden naar het hoofd, spuwde en bulderde, evenals hij het jegens
iedereen deed; doch nu had ik begrepen, dat deze uiterlijke gebaren en
woorden hem niet uit het hart kwamen. Ik genoot rust en vrede; mijne
lichaamskrachten herstelden zich geheel; en, alhoewel ik weinig lust in
het soldatenleven vond, ik leed er geen verdriet meer.
EINDE.
NOTEN:
[Noot 1: Nog voor het verschijnen der eerste uitgave van _de
Omwenteling van 1830,_ gaf de heer Leon Wocquier, professor aan de
Hoogeschool te Gent, daarvan eene Fransche vertaling in de _Revue
contemporaine_, die hij deed voorafgaan door eenige korte biographische
aanteekeningen over de eerste levensjaren van Hendrik Conscience. Uit
deze aanteekeningen van de hand van genoemden hoogleeraar geven wij hier
dit uittreksel.]
[Noot 2: Er waren in ons regiment zeven gebroeders Grad, te Ath, in
|