zouden ophouden, en dat het Hollandsche leger
des anderen daags,--wel door de Franschen opgevolgd, doch
ongehinderd,--naar de grenzen zou vertrekken. Het geschiedde zoo.
[Illustration: Wij werden elk in een bed gelegd.]
Wanneer alles rondom mij stil geworden was, richtte ik mij op en poogde
van boom tot boom voort te gaan. Mijn voet was zeer gezwollen; ik had
mijnen schoen in stukken gesneden, om hem te kunnen uitdoen, en ik
sukkelde nu onder het lijden van hevige pijnen, langzaam nevens den
steenweg voort, van tijd tot tijd mij nederzettende om te rusten.
De avond begon reeds te vallen; en ik lag weder met den rug tegen eenen
boom der baan, wanneer een open fourgon voorbijreed, waarin nog eenige
gekwetste soldaten zich bevonden. Men vroeg mij, waarom ik daar zoo
eenzaam bleef zitten; op mijn antwoord hieven de voerlieden mij in den
fourgon.
Toen wij te Mechelen kwamen, vonden wij al de straten overdekt met
Belgische soldaten van alle regimenten en wapenen, die in de grootste
verwarring op de steenen uitgestrekt lagen en sliepen. Ik bleef in den
fourgon tot den morgen, als wanneer ik met behulp van eenen kameraad mij
naar de Antwerpsche poort begaf, waar de verstrooide mannen van ons
regiment zouden vergaderen. Na de oproeping der namen zouden wij
Mechelen verlaten en weder den steenweg naar Leuven optrekken.
Omtrent elf uren des morgens was alles tot het vertrek gereed; eenige
gekwetsten, waaronder ik zelf, lagen op karren en zouden volgen.
Bij de poort der stad werden de karren echter teruggehouden, en er werd
bevel gegeven om de gekwetsten naar het hospitaal te voeren.
Het hospitaal, waarbinnen men ons bracht, was slechts voorloopig
ingericht, en men noemde het eene _infirmerie_.
Wij werden elk in een bed gelegd; er kwamen zusters van liefde, die ons
allerlei goed voedsel, wijn, lekkernijen en zelfs geld gaven. Een
heelmeester verbond mijnen voet..... en, alhoewel mijne pijn nog uiterst
hevig was, viel ik welhaast in eenen diepen slaap, die bijna tot den
volgenden morgen duurde.
Mijn voet bleef zeer pijnlijk gloeiend tot den tienden dag; dan kwam er
eene spoedige beternis, eene week later kon ik reeds de _infirmerie_
verlaten, om mij naar mijn regiment te begeven, dat zich in en rondom
Dendermonde bevond.
VI
De slag van Leuven en de voorvallen, die hem waren voorafgegaan, hadden
elkeen de overtuiging gegeven, dat onze nederlaag alleenlijk toe te
wijten was aan de slechte inrichting de
|