en droom, als iemand die
ontwaakt. Niets kan hem vermaken; zijn lach, indien hij nog bekwaam is
om te veinzen, is bitter en droef als eene klacht. Hij vlucht zijne
vrienden en is liefst alleen; wanneer zijne gezellen de kazerne
verlaten, om uit wandelen te gaan, blijft hij in de kamer; als zij te
huis zijn, verbergt hij zich in den eenen of anderen hoek der kazerne om
ongezien met het hoofd op de borst in vrijheid te kunnen droomen.
Altijd mijmert hij van dezelfde dingen; zijne oogen zien het vaderlijke
huis en de bergen, waar zijne wiege stond. Hij spreekt tot zijne
afwezige moeder; hij noemt de namen der vrienden zijner kindsheid; hij
ziet en hoort alles, wat hem te huis dierbaar was. In dezen engen kring
beweegt zich zijne ziel; en, of hij onder de wapens zij of niet, wat hij
doe of verrichte, er is geene plaats voor andere gedachten meer in zijn
hoofd.
Door deze _eendenkerij_ vervallen zijne hersens welhaast in eene durende
verlamming, die voor gevolg heeft, dat het lichaam de noodige
zenuwsappen niet meer toegezonden worden.
Allengs begint de maag van den heimzieken soldaat voedsel te weigeren;
hij vermagert spoedig, laat zijne leden krachteloos hangen en beweegt
zich met eene opmerkelijke traagheid. Onderwijl geschiedt er in zijn
binnenste iets vervaarlijks: zijne longen verdrogen, verengen en baren
in de verholenheid zijner borst die ronde verhardingen, welke een
doodvonnis zijn.... Hij begint te kuchen en te hoesten.... Men schrijft
hem een briefje om naar het hospitaal te gaan; zijne kameraden zien hem
met treurigen oogslag achterna, terwijl hij de kaserne uitsukkelt.... Zij
weten wel, dat hij niet wederkeeren zal...!
Er zijn zoovele jonge soldaten, welke dien weg ingaan! En het zijn de
begaafdste zielen, de gevoeligste harten; want een ruw jongeling of een
kerel met stoffelijke neigingen krijgt het heimwee niet.
Vele regimentsdokters pogen, wanneer zij de teekens dezer ziekte in
eenen loteling bespeuren, hem een verlof te bezorgen, om voor eenige
dagen naar het ouderlijk huis terug te keeren. Mochten zij allen dus
handelen! Er is geen ander geneesmiddel: al het overige dient slechts om
den noodlottigen loop der kwaal te verhaasten. Maar men moet het
aanwenden, zoohaast de gemakkelijk herkenbare teekenen der kwaal zich
openbaren; want heeft het heimwee eens de kiemen des doods in de longen
neergelegd, dan is het voor alle menschelijke hulp te laat.
Die ijselijke ziekte ondermijnde mijn leven;--ik ho
|