s legers en aan de afwezigheid
van het gevoel der onderschikking, zoowel tusschen de officieren als
tusschen de soldaten. Het Staatsbestuur, door eenen ervaringrijken
koning aangedreven, hield zich onverwijld met de herinrichting des
legers bezig; men zou den officiers, die de noodige bekwaamheid niet
bezaten, hun ontslag geven, andere, oudgediende oversten in hunne plaats
stellen, de tucht strengelijk doen handhaven, en met onverbiddelijke
krachtdadigheid de gedachte van persoonlijke onafhankelijkheid
versmachten, welke de vrijwilligers in het leger hadden gebracht.
Bij mijnen terugkeer in het regiment had men mij aangewezen, om
voorloopig het ambt van sergeant-majoor in eene andere compagnie te gaan
waarnemen. Ik deed mijn uiterste best om de gunst mijner nieuwe oversten
te verdienen, en arbeidde zes halve nachten om de achtergeblevene
schriften der compagnie gansch in orde te brengen. Men sprak grooten lof
van mijnen ijver en van mijne bekwaamheid; niemand twijfelde of ik zou
tot den graad van sergeant-majoor worden verheven. In dezelfde
overtuiging schreef ik met hoogmoed en blijdschap aan mijnen vader
aangaande mijne onfeilbare verhooging, en ik ontving daarover zijne
liefderijke gelukwenschen.
Eenige dagen later kwam de generaal-inspecteur Olivier te Dendermonde,
om de herinrichting van ons regiment te bestieren. Vele
officieren,--onze kolonel zelfs,--werden op halve soldij weggezonden of
verplaatst; anderen, die wij niet kenden, werden ons tot oversten
gegeven; de nauwe uitvoering der tuchtwetten werd verzekerd, en zoo
kreeg ons regiment een gansch nieuw voorkomen.
Toen men de benoemingen tot de openstaande plaatsen van onderofficier
wilde doen, werd ik door den nieuwen kolonel onderzocht. Ik was slechts
negentien jaar oud; en, tot overmaat van ongeluk, deed mijne magerheid
en iets kinderlijks in mijn opzicht, mij nog veel jonger schijnen.
Met mijne bekwaamheid had de kolonel wel vrede; maar een
sergeant-majoor, zeide hij, moet ontzag kunnen inboezemen, dewijl hij in
eene compagnie de ware werkspil is en met de uitvoering der ontvangene
bevelen is belast. Nu men voor doel had, de tucht in het leger te doen
eerbiedigen, mocht men geene kinderen tot sergeant-majoor aanstellen.
Hij deed mij met goedheid in de stemme begrijpen, dat ik nog te jong en
te klein was om zulk gewichtig ambt naar behooren te vervullen; ik had
tijd genoeg om te wachten, en men zou zich mijner herinneren, wanneer
het nieuwe regiment
|