onzer verhongerde
magen,--was niets zoo lekker en zoo onbegrijpelijk versterkend als _warm
eten_.
Reeds toen het water slechts eenigen tijd gezoden had, waren er mannen,
die met de punt hunner bajonet, zooals zij op het geweer stak, een
koolsblad of eenen struik selder poogden op te visschen. De anderen
stelden zich tegen de rooverij: men stiet elkander weg; er werd
gevochten en geworsteld tot zooverre, dat de oversten zich verplicht
zagen bij elken ketel twee schildwachten te zetten.
Eindelijk toen de soep eenigen tijd gezoden had en de oogen vet zich
boven het water begonnen te vertoonen, riep men algemeenlijk, dat het
vleesch genoeg gekookt had. Waarschijnlijk zou het nog niet half gaar
zijn; maar van den nood eene deugd gemaakt: indien het slechts van de
warmte was doordrongen, zou het wel goed smaken.
De oversten toonden zich bereid om den algemeenen wensch te voldoen; nog
eenige minuten, en het regiment zou eten.
Wie eene gamelle had, hield ze in de hand gereed; iedereen had zijn
knipmes geopend: de lippen verroerden met die eigendommelijke
uitdrukking van iemand, die zich aan het smaken van lekkere spijzen
verwacht.
Op dit uiterst oogenblik komt een jager te paard in vollen draf
aangerend en zegt eenige haastige woorden tot den generaal. Onmiddellijk
ontstaat het geroffel der trom, die elkeen te wapen en in zijn gelid
roept. Het Hollandsche leger is in onze nabijheid; wij zijn achthonderd,
zij waarschijnlijk tienduizend of meer. Daarenboven, wij mogen niet
strijden; onze bevelen luiden, dat wij den vijand moeten pogen te
ontkomen, om ons te Leuven met het leger onder bevel des Konings te
vereenigen.... Er is geen tijd tot beraadslagen: de ketels worden
omgeworpen; sommige mannen steken een brok vleesch of een kool op hunne
bajonet; doch het ziedend water, dat hun in den hals of op hunne
kameraden druipt, doet hun het geredde voedsel wegsmijten; de oversten
dwingen de compagnien tot een spoedig vertrek.... en eenige minuten
later zijn wij verre van daar, op de baan naar Aerschot, nog immer
mijmerend van het warm eten en de lekkere vleeschsoep, die onder ons
gezicht over den grond is weggestroomd....
Wij brachten den nacht buiten de stad Aerschot door, op eene hoogte
tegen de baan naar Hauwaert, waar wij nog een gedeelte van het 9^{de}
linie-regiment aantroffen. Hier kookten wij ons vleesch op het bivak,
zonder gestoord te worden, en kregen buskruid.
In den morgen werden wij onvoorziens te wapen ge
|