ne
snedige artikels in zijn blad _L'ami du roi et de la patrie_; ziek
gevallen, stierf hij drie dagen na het vonnis, en dit nieuws verwekte het
land door eene hevige ontroering. Onophoudend werden de dagbladen der
oppositie vervolgd; en alhoewel zekere dezer vonnissen gewettigd waren, als
de veroordeelingen van Ph. Lesbroussart en pastoor Zinzerling, had de
handelwijze der regeering, die rondom sommige zaken te veel gerucht maakte,
of aan andere, onbeduidende gevallen te veel gewicht en belang bijzette,
tot gevolg dat de veroordeelden in de oogen des volks met de
martelaarskroon omstraald glinsterden.
Willem's pogingen om eene "nationale" taal in te voeren verwekten ook
hevigen tegenstand. Gewis spraken ongeveer vier millioen en half van zijn
onderdanen op zes Hollandsch of Vlaamsch; maar in de Zuidelijke Nederlanden
was van lieverlede het Fransch de gewone taal der zaken en der openbare
instellingen geworden; de hoogere klassen, zelfs in Vlaanderen, gebruikten
deze bijna uitsluitend; zij was ook de taal der ontwikkelden: advocaten,
notarissen, geneesheeren, die in deze spraak hunne studien hadden gedaan.
Overigens, gedurende het twintigjarig Fransch regime was alleen het gebruik
van 't Fransch wettelijk geweest. In Vlaanderen zelf vond in 't algemeen
het gebruik der beschaafde Nederlandsche taal weinig bijval; men hield van
het gebruik der Vlaamsche dialecten; men legde, en zoo deed nog de
_Gentsche Almanak_ van 1823, den nadruk op het verschil tusschen Hollandsch
en Vlaamsch. De geestelijkheid bijzonderlijk beweerde dat het Hollandsch,
zelfs door geleerde en onberispelijke personen geschreven, altijd de kiemen
der ketterij in zich droeg..
Willem begon met in October 1814 een decreet uit te vaardigen waardoor het
gebruik der talen vrij verklaard werd, als tijdens het Oostenrijksch
bestuur. Niettegenstaande de vermaningen van Hogendorp, die den koning tot
voorzichtigheid aanspoorde, besliste eene koninklijke verordening van 15en
September 1819, dat van af 1en Januari 1823 de "nationale taal" -- die
voorzeker die niet was van de Waalsche gewesten -- in de provincien
Limburg, Oost- en West-Vlaanderen en Antwerpen de eenige taal van het
ambtelijk verkeer zou wezen; bij arrest van 26en October 1822 werd deze
bepaling uitgebreid tot de steden en gemeenten van de arrondissementen
Brussel en Leuven; de ambtenaars die na den vastgestelden termijn de
Nederlandsche taal niet machtig zouden zijn, zouden naar het Fransch
gedeelt
|