aldus besloten. Badoe en Soera, hun rode pet in de hand,
namen beleefd afscheid van moeder en Fietje, en volgden met rasse
tred Massijn door de tuin. De beide vrouwen, bezorgd-hoofdschuddend
op de drempel van het achterdeurtje staande, zagen, met een gevoel
van verlichting, de schelrode petten en kousen zonder verdere
onheilen achter de haag in 't groene veld verdwijnen, terwijl aan de
voordeur, begeleid door geschreeuw en voetengetrappel, opnieuw het
walgelijk straatdeuntje weergalmde, waarmee 't gepeupel 's ochtends
de prinsen en Fortune tot aan hun huisje vergezeld had.
III
Toen Massijn met valavond alleen in Akspoele terugkwam, aarzelde hij
even of hij rechtstreeks naar huis, dan eerst in _Het huis van
Commercie_ om een glas bier zou gaan. Juist voor de stoep nam hij
plotseling zijn besluit en trad binnen.
Hij was, ofschoon innerlijk nog sterk opgewonden, uiterlijk heel wat
gesust en ontnuchterd; en het maakte hem angstig te weten, wat voor
een indruk de gebeurtenissen van de dag op Eulalie zouden
teweeggebracht hebben. Hoewel hij niet, in de echte zin van 't woord
met haar verloofd was, toch bestond er sinds jaren tussen hen een
ernstige genegenheid, zij steeds wachtend dat hij haar ten huwelijk
zou vragen, hij steeds aarzelend om het te doen, in zijn hoogmoed
gekrenkt door de gedachte met een herbergmeisje te trouwen, en
niettemin steeds door iets machtigs, waartegen hij vruchteloos
poogde te worstelen, tot haar aangetrokken. In de laatste tijden
toch had hun liefde bepaald wat vooruitgang gemaakt: hij had haar
serieus van trouwen, en, zich voor eigen rekening te plaatsen,
gesproken. Als ze nu van haar moeder een ordentelijke bruidsschat
kreeg, kon de languitgestelde verbintenis wellicht spoedig tegemoet
gezien worden.
Hij hoefde niet lang te wachten om de indruk waar te nemen, die hij
die dag op Eulalie gemaakt had.
Zij stond achter de schenktafel toen hij binnenkwam, bezig met
glazen te spoelen, het aangezicht rood en de blik koel, de mond
misnoegd omlaag getrokken. Zij beantwoordde ternauwernood zijn
groet, bracht hem zwijgend 't bestelde glas bier, nam haar breiwerk
op en ging er opzij mee zitten. Een viertal andere klanten waren in
de herbergzaal aanwezig, zwijgend, met de pijp in de mond en
spotachtige blikken, schuins op hun stoelen gezeten. In een hoek zat
bazin Vleurick, Eulalies moeder, een dikke, zestigjarige vrouw met
wijd van elkander staande ogen, wat aan haar blik een verdwaalde
uit
|