de veronderstelling opperden of hij wellicht niet door de wilden
opgegeten was, durfde Blink met een ondeugend geknipoog deze sterk
gewaagde uitlegging geven:
--Door wilden opgegeten?... Neen, hoor... neen neen neen,... ik weet
immers wel hoe het er in Afrika toegaat, nietwaar? En stiller,
terwijl hij geheimzinnig glimlachend tot zijn verbaasde toehoorders
neeg:
--Die jongen praatte te veel over de Zwarte Kost. Hij zal er op zijn
beurt ook eens van geproefd en er te veel van gegeten hebben.
* * * * *
Drie dagen later werd er, in het kerkje van Akspoele, een plechtige
zielmis gezongen ter nagedachtenis van Fortune Massijn, overleden in
Congoland voor de beschaving van zijn heidense broeders.
Omheen en achter de met brandende waskaarsen omringde catafalk,
waarvan het houten geraamte onder het zwart lijkkleed met zilveren
franjes de akelige vormen van de afwezige doodkist voorstelde, had
een drukke schaar dorpelingen van beide geslachten plaatsgenomen.
Daar, geheel in 't zwart gekleed, zaten wenend neergeknield op de
eerste rij stoelen, moeder Massijn en Fietje, met aan hun zijde, als
een lid van de familie, de ook bitter huilende Eulalie uit _Het huis
van Commercie_. Dan waren het, langs de kant van de mannen, naast de
heren De Vreught, Spittael en Potvlieghe, die hun zwarte jas van de
plechtige omstandigheden aangetrokken hadden, nagenoeg al de
voornaamste ingezetenen van 't dorp, benevens een aantal boeren uit
't omliggende; en, aan de overzijde van de middengang, langs de kant
van de vrouwen, mevrouw en mejuffrouw Spittael, mevrouw Potvlieghe
en mejuffrouw De Vreught, de twee juffrouwen Speleers en de vier
juffrouwen Van Vreckem, en zoveel anderen. Slechts de drie
juffrouwen Balcaen waren er niet te zien en hun afwezigheid verwekte
grote opspraak. Naderhand werd verteld, dat zij de plechtigheid niet
hadden willen bijwonen, om reden van de lelijke gesprekken, die de
blikslager Blink over de oorzaak van Massijns dood in het dorp
gehouden had.
XIII
Drie maanden later, toen Massijn reeds lang, ver van verwanten en
vrienden in den vreemde begraven lag, en zelfs in zijn
geboortedorpje begon vergeten te worden, kwam op een morgen, met de
postwagen van Bavel, een lijvige koffer bij de weduwe Massijn aan.
Die koffer bevatte de kleren en andere voorwerpen die aan haar
overleden zoon toebehoord hadden. En bij die sprekende herinnering
aan de dode barstten moeder Massijn en Fiet
|