len
naar _Het huis van Commercie_, en de meeste blikken bleven gevestigd
op de lange jongeling met bleke baard en blauwe ogen, die men
beweerde de beroemde Afrika-reiziger te zijn.
En dat was een teleurstelling. Men had zich voorgesteld een kerel
tenminste zo raar gekleed als Massijn zelf, en een die daarenboven
zwart van huid zou zijn, zoals de blikslager Blink beweerd had dat
Massijn, na enkele maanden verblijf in Afrika, zou worden. En daar
zag men nu in plaats daarvan een soort van handelsreiziger in
ellegoederen of specerijen, zonder het minste uiterlijke prestige.
Onheilspellende spotgeluiden begonnen zich toch hier en daar te
laten horen; Blink, die met de stoet meeging, riep onbeschroomd dat
de man geen echt Afrika-reiziger was. Alleen het reusachtige valies,
dat door een bediende van het station Bavel op de rug gedragen werd,
boezemde nog eerbied in. Men beweerde dat dit vol zat met wapens en
foltertuigen, en dat ook daarin het officieel uniform stak van de
reiziger, die zich zou verkleden vooraleer als spreker op te treden.
In _Het huis van Commercie_ hadden al de voornaamste ingezetenen van
Akspoele, uit gunst voor het gepeupel binnengelaten, op de stoelen
van de bovenzaal reeds plaatsgenomen. Daar zaten op de eerste rang,
als de voornaamste van de aanhoorders, moeder Massijn en Fietje,
beiden zeer deftig in het zwart gekleed; meneer en mevrouw
Potvlieghe; meneer Spittael en zijn twee magere, gele juffrouwen,
meester De Vreught en zijn ouderwetse zuster; en dan de juffrouwen
Balcaen, de juffrouwen Speleers, de juffrouwen Van Vreckem, en dan
nog vele andere juffrouwen en heren, met een woord al de notabelen
van de gemeente. En toen achter deze eerste rijen van uitgelezen
publiek de dubbele deur voor de menigte geopend was, werd de zaal
als het ware stormenderhand ingenomen. In een oogwenk was ze
stampvol. Een soort van worsteling greep zelfs plaats in de
achtergrond, waar het donker gezicht van Blink boven de hoofden
uitstak; maar na enkele energieke 'chuts' van meester De Vreught,
die opstond en zich gestreng naar de lawaaimaker omkeerde, bekwam
men weer een betrekkelijke stilte. Er was een ogenblik van spannende
verwachting; toen werd aan de overzijde van de zaal, achter een
soort van estrade, een deur geopend, en plechtig trad de
Afrika-reiziger met Massijn en de twee zwarte prinsen binnen.
Het was onder de notabelen, evenals 't geval was geweest met het
gepeupel op de dorpsplaats, een eerste ogenbli
|