gaf ik in 't Vlaamsch, ja meester, in
echt ruw Axpoelsch Vlaamsch aan den ouden vuilik dit antwoord:
--Merci, mijnen boas, ge zij bedankt; 'k en moe van ouwe _Zwarte Kost_
nie weten!...
Er ontstond een moment onheilspellende stilte en ik dacht wel,
waarde meester, een onaangenaam oogenblik te passeeren. Doch 't zij
het opperhoofd en zijne hovelingen mijn beleediging niet voelden, of
het beneden hun waardigheid achtten er notitie van te nemen, geen
van hen liet eenigen toorn noch verontwaardiging blijken. Alleen
toen de jonge negerin, die dadelijk besefte wat er omging, mij met
een minachtend lachje en een ophaling der schouders den rug
toekeerde, werd het den koning min of meer duidelijk wat ik gezegd
had, en gaf hij mij dit ontzettend wederantwoord, dat ik hier zoo
decent mogelijk vertaal.
--Welnu, als ge niet verlangt op de gewone manier haar de uwe te
maken, eet ze dan op.
Dat klonk nu toch zoo gek, waarde meester, dat ik mij, ondanks mijn
ergernis, niet kon weerhouden er luid om te lachen. Doch ik kwam
terstond tot het bewustzijn mijner deftigheid terug, en, om een
einde aan dat tevens pijnlijk en walgelijk tafereel te brengen,
maakte ik twee stappen vooruit in de richting van den koning, en
liet hem zeggen door den tolk:
--Boeboe Ramaga, de blanke chef bedankt u voor 't geschenk dat gij
hem geven wilt, doch liever verkreeg hij iets anders, bij voorbeeld
een keus van inlandsche sieraden en wapens.
Boeboe Ramaga schoot in gullen lach, en, nadat hij mij een oogenblik
met een air als van meewarige spotternij had aangekeken, stemde hij
toe in mijn verzoek. Het negerinnetje verdween, en twee slaven
brachten gansche armvollen van de verlangde voorwerpen aan.
Ik heb in dat vreemd arsenaal een mooie, rijke keus gemaakt, waarde
meester, en geloof wel dat ik niet vergeten heb ook voor u iets op
zij te leggen. Als wij te Leopoldville zullen aangekomen zijn zal ik
u met de eerste gelegenheid een aantal aardige dingen opsturen.
Vindt ge niet dat zoo iets heel wat beter is, dan gelijk zooveel
anderen aan den Zwarte Kost te doen?
P.S. Veel komplimenten aan mijn goede vrienden de heeren Potvlieghe
en Spittael. Zeg hun dat ik hun ook met de volgende mail zal
schrijven, doch verder aan niemand een woord, niet waar? over alles
wat ik u in mijn laatste brieven vertrouwelijk heb meegedeeld. Thuis
bij moeder, en in _Het huis van Commercie_ moogt ge daar vooral niet
van gewagen. Ik schrijf met dezen zelfden post naar m
|