dien hem, meester De Vreught, zulk een heerlijke kans te
beurt gevallen was, zou hij alles, alles wat maar enigszins in zijn
bereik kwam, waargenomen hebben. In weinige jaren tijd zou hij
schatrijk geworden zijn; dat voelde hij. Hoe jammer, hoe ontzettend
jammer, dat Fortune zich zo maar alles liet ontsnappen!
* * * * *
Opnieuw verliepen veertien dagen. Dan, op een morgen, deelde de
Bavelse brievenbesteller een tweede zending vreemde brieven in
Akspoele uit. Deze droegen op de omslag postzegels met het beeld van
koning Leopold en waren gestempeld uit Boma. En, van toen af aan,
kwamen zij regelmatig om de veertien dagen of drie weken, en werden
zij ook wel van lieverlede wat interessanter.
Terwijl Fortune nog te Boma was, wachtend tot de karavaan waarmee
hij naar 't binnenland vertrekken zou haar laatste toebereidselen
voltooide, had hij het antwoord van meester De Vreught op zijn
eerste brief ontvangen; en nu de tocht begonnen was, maakte hij soms
van de avondrust gebruik om in zijn tent aan zijn vrienden van het
vaderland te schrijven, en het al te droge van zijn eerste brieven
door meer schilderachtige en anekdotische verhalen te vergoeden.
In de aanvang waren die mededelingen vol gloed en geestdrift: o, de
natuur was prachtig, wonderschoon in Afrika; het was er een
voortdurend Eden, waarin de mensen leefden als goden; doch van
lieverlede begon die hartstocht te verzwakken, verradend een
gedwongenheid, een opgeschroefdheid om het optimisme vol te houden,
waarbij aldra een meer en meer ontmoedigde teleurstelling tussen de
regels heen duidelijk leesbaar werd. Op zekere morgen, een drietal
maanden na Massijns vertrek, ontving meester De Vreught van hem een
brief van niet meer te bedwingen pessimisme en ontgoocheling.
'Lieve meester', schreef hij tot de gepensioneerde onderwijzer, 'ik
moet volstrekt eens mijn hart bij u uitstorten. Naar huis en aan
Eulalie schrijf ik voortdurend opgeruimde brieven om ze daar niet te
bedroeven; maar u durf ik toch wel vertrouwelijk zeggen dat alles in
dit land lang niet zoo rozekleurig is als zij in Belgie wel denken,
en dat er hier wel heel veel leelijke en triestige dingen gebeuren,
die niet zouden mogen zijn. En, het is zoo: de Europeanen, die hier
zoo gezegd komen om de wilde volken te beschaven, hebben doorgaans
de grootste schuld daaraan.
Enkele dagen geleden had onze karavaan, die bestaat uit twee honderd
vrachtdragers, een twaalftal inlan
|