k van verbaasdheid bij
het onverwacht terugzien van de twee zwarte prinsen, en van
teleurstelling voor het handelsreizigersachtige uiterlijk van de
voordrachtgever. Die lieden waren echter te wel opgevoed om langer
dan het betaamde zulks te laten blijken, en een zeer warm, door
meester De Vreught op het getouw gezet handgeklap weergalmde,
terwijl het viertal, na een beleefde buiging tot het publiek, op de
estrade, achter een, met een groen kleed bedekte tafel, zitten ging.
De bediende met het valies was ook binnengekomen en weer vertrokken,
nadat hij zijn last naast de reiziger had neergezet; en terwijl deze
uit de binnenzak van zijn jas een cahier te voorschijn haalde en
eens even van het in zijn bereik staand glas water dronk alvorens
zijn voordracht aan te vangen, staken fatsoenlijke lui fluisterend
het hoofd bij elkaar, en keken goedkeurend-glimlachend naar Massijn,
alsof zij zeggen wilden dat zij het zeer kranig vonden, dat hij nog
eens met zijn prinsen op het dorp terugkwam. Toen dronk de reiziger
nogmaals een teugje water, en, nadat hij ook nog eens gekucht had,
begon hij zijn voordracht, dezelfde, die hij sinds anderhalf jaar
aan de vier hoeken van het land uitkraamde. De boeren en 't
gepeupel, op houten banken gezeten staande in de achtergrond van de
zaal, luisterden met wijde ogen en gapende monden; de fatsoenlijke
lui hielden het hoofd gebogen en de blik opzij, een weinig uit het
veld geslagen door het zeer onaangenaam orgaan van de Brusselaar, en
de bijzonder platte manier waarop hij zich in het Vlaams, dat hij
maar zeer gebrekkig scheen te kennen, uitdrukte. Meester De Vreught,
om geen enkel woord te verliezen, zat gans voorovergebogen, met de
rechterhand rechtsvormig aan het oor, het aangezicht verwrongen door
een gegrinnik van inspanning, dat langs de ene zijde van zijn
scheefgetrokken mond zijn brokkelig, vuilgeel gebit ontblootte. Wat
Massijn betreft, die had een houding van diepgeabsorbeerd nadenken
aangenomen, de rechterelleboog op de tafel, het saamgefronste
voorhoofd rustend in de handpalm. Hij scheen zich heel en al in
's prekers woorden te verdiepen, en af en toe, wanneer hem iets
bijzonders trof richtte hij plotseling 't hoofd op, en tuurde met
starre blik en goedkeurend geknik naar 't publiek, of hij zeggen
wilde dat de spreker nu de spijker op de kop sloeg, en hij er ook
iets van afwist en er desnoods in mee kon praten.
Toen hij aldus ruim een halfuur gesproken had, boog de redenaar
naast de
|