ingediend, en nu was hij met de eerste trein naar Brussel
vertrokken, en als hij 's avonds terugkeerde zou zijn verbintenis
met het gouvernement van Congo-Vrijstaat onherroepelijk gesloten
zijn. 't Is waar, zijn betrekking zou er veel winstgevender zijn dan
die welke hij bekleedde op 't kantoor van meneer Potvlieghe: hij zou
er namelijk, als onderintendant van de Staat te Leopoldville,
drieduizend frank jaarwedde hebben vrij van alle kosten, maar
Congoland was toch zulk een akelige streek en lag zo ver: wie weet
of zij en moeder hem nog ooit zouden terugzien. Och, het was
gekheid; Fietje beweerde, dat hij bepaald gek geworden was. Sinds de
vorige avond had zij nog niet opgehouden te huilen, en moeder
Massijn lag ziek te bed en beweerde dat zij ervan sterven zou. Het
was, in Akspoele, een dag van buitengewone emotie. Meester De Vreught
had natuurlijk niets zo dringends te doen gehad dan het verbazend,
hem door Fietje meegedeelde nieuws alom te gaan vertellen; meester
Potvlieghe, van zijn kant, had de ontzettende tijding bekrachtigd,
en de ganse dag hoorde men geen ander gesprek meer in het dorp. Men
zag oneindig veel meer mensen dan gewoonlijk in de straat heen en
weer wandelen; gehele groepen liepen driftig redekavelend de ene
herberg in en de andere uit, elk ogenblik ondervraagd door de
vrouwen, die voor de dorpels van de huizen samengeschoold stonden;
en opnieuw, evenals op de dag van het bezoek van de zwarte prinsen,
keek men van ver naar de gesloten woning van de weduwe Massijn, als
naar een huis waar een moord gepleegd is. Wat _Het huis van Commercie_
betreft, daar was de drukte zo groot dat men er niet eens kon
zitten; doch zij die er gingen om te zien wat voor een gezicht
Eulalie zette, en wellicht met haar de spot te drijven, kwamen er
teleurgesteld van af, want de gehele dag bleef het meisje
onzichtbaar.
En in de afwachting op Massijns terugkomst--wat, volgens Fietje,
met de laatste trein en dus ook met de postwagen, die om dat uur van
Bavel naar Akspoele rijdt, zou plaatshebben,--vertelden de
dorpelingen aan elkaar wat het zoal was in Congoland te leven.
Blink, de blikslager, die in zijn jeugd bij het Vreemd Legioen te
Algiers in dienst geweest was, vertelde onder ander tot een groep
voor zijn deur geschaarde dorpelingen, dat het in Congoland zo
verschrikkelijk heet was dat Massijn er na enkele maanden pikzwart
van huid zou worden, net zoals de zwarte prinsen die met hem te
Akspoele geweest waren.
Verw
|