teld wordt.--XANTIPPE: Een goede waarschuwing, maar
die wat laat komt.--EULALIE: Een poging om je man te verbeteren, komt
nooit te laat. En daartoe kan heel veel bijbrengen of je je man ook een
kindje schenkt.--XANTIPPE: Dat is er al.--EULALIE: Wanneer?--XANTIPPE:
Al lang.--EULALIE: Hoeveel maanden al?--XANTIPPE: Bijkans
zeven.--EULALIE: Wat hoor ik! Is 't een jongen?--XANTIPPE: Ja.--EULALIE:
Nu, die brengt de zaak tusschen je beiden wel weer in orde, als jij je
zelve maar een beetje inschikkelijk wilt toonen. En hoe spreken anderen,
de vrienden van je man over hem? Met wie gaat hij buitenshuis
om?--XANTIPPE: Ze zeggen algemeen dat hij gemakkelijk van karakter is,
vrijgevig, meegaand, recht hartelijk voor zijn vrienden.--EULALIE: Juist
al die eigenschappen geven mij goeden moed dat jij hem wel zult krijgen
zooals je hem hebben wilt.--XANTIPPE: Alleen tegenover mij is hij niet
zoo.--EULALIE: Maar gedraag jij je nu tegenover hem zooals ik je geraden
heb. En dan mag je mij een leugenaarster noemen, als hij ook niet zoo
tegenover u zal wezen. Bedenk ook wel dat hij nog jong is: 'k geloof nog
niet eens vierentwintig jaar. Hij weet nog niet wat 't zeggen wil
huisvader te wezen. Je behoeft nog niet over echtscheiding te
denken.--XANTIPPE: Nou, ik heb er wat vaak over gedacht.--EULALIE: Als
je daarover dan weer gaat denken, overweeg dan eerst eens bij je zelf,
hoe weinig een gescheiden vrouw in de melk te brokken heeft, 't
Schoonste sieraad voor een vrouw is: haar man ter wille en gehoorzaam te
zijn. Zoo heeft de natuur 't ingericht, zoo heeft God het gewild, dat de
vrouw geheel zou afhangen van den man. Denk er verder aan: 't vermogen
behoort den man: een ander kan er niet aanraken. En denk dan aan 't
knaapje dat u beiden toebehoort. Wat zult ge omtrent hem bepalen? Zult
_gij_ hem bij u houden? dan berooft ge uw man van zijn bezit. Zult ge 't
ventje bij _hem_ laten? dan berooft gij u zelf van 't dierbaarste wat ge
hebt. Zeg me ten slotte nog dit: zijn er soms menschen die je een kwaad
hart toedragen?--XANTIPPE: Ja, ik heb een echte stiefmoeder, en
bovendien een schoonvader, net zoo erg als zij.--EULALIE: Zijn die je
zoo kwaadwillig gezind?--XANTIPPE: Ik geloof dat ze mij graag dood
zouden willen zien.--EULALIE: Welnu denk dan ook eens aan die twee. Kunt
ge hun wel grooter genoegen doen, dan wanneer zij je gescheiden zien van
je man; dat je als een weduwe, neen erger dan een weduwe moet leven?
Want weduwen mogen tenminste nog her
|