nde, en hij zeide tot deze:
--"Zeg aan Heming, Hondings zoon, dat Helgi gezien heeft, hoe er
een man gedood werd, die gevangen was genomen, en dien Honding voor
Hamal hield. Ik, Helgi, was er bij toen het gebeurde, in een grauw
gewaad gekleed.
Hamal nu was de zoon van Hagel. Zoodra koning Honding hoorde wat
de herdersknaap vertelde, zond hij mannen uit naar Hagel om Helgi
te halen. Deze kon zich slechts redden door meisjeskleeren aan te
trekken en den molen te draaien. Hondings mannen zochten Helgi,
maar vonden hem niet. Toen zeide een van dezen:
--"Wat kijkt Hagels dienstmaagd helder uit de oogen! De steenen
knarsen, de molen kraakt. Dat is zeker niet het kind van een
knecht,--dat kon wel een koning zijn, die daar het koren maalt. Mij
dunkt, dat die hand veeleer het zwaard moest houden, dan de stang
van een molen."
Hagel antwoordde:
--"Het is geen wonder, dat heel de molen zoo davert: daar staat een
koningsdochter te malen. Eens reed zij over hooge wolken en wilde
strijden als een held. Maar Helgi heeft haar gevangen genomen en
hier gebracht."
De jonge Helgi groeide op als een eik. En hij behoefde niet lang te
wachten, tot hij ten strijde mocht trekken. Want toen hij vijftien
jaren oud was, gaf zijn vader hem vele schepen, en vergezeld van
een menigte helden ondernam Helgi zijn eersten tocht. Hij versloeg
den sterken Honding, voer geruimen tijd over de zee, en kwam op een
strand, waar hij een groote slachting onder vijanden aanrichtte.
Terwijl hij, na den slag, met zijn helden uitrustte op het strand,
en rauw vleesch at, kwam Siegrune, de dochter van koning Hagen,
naar de schepen van Helgi. Siegrune reed over de wolken, want zij
was Walkure. En zij zeide tot Helgi:
--"Van wien zijn de schepen, die daar op de wilde golven liggen? Waar
behooren al deze helden thuis? Waarheen wilt gij nog verder zeilen?"
Helgi antwoordde haar:
--"Het zijn Hamal's schepen, die daar op de wilde golven liggen. Het
eiland in de zee is ons tehuis, en naar het Oosten willen wij verder
zeilen."
Siegrune vroeg nu, hoe Helgi's pantser zoo met bloed werd bevlekt,
en waar hij de vogels van de Oorlogsmeisjes gevoed had. Helgi vertelde
haar toen van zijn strijd, maar noemde zijn naam niet, noch dien van
de helden, welke hij doodde.
Toen zeide Siegrune:
--"Helgi zijt ge,--en toen Honding viel door uw zwaard, was ik niet
ver verwijderd. Vroeger zag ik u al, toen gij op den bloederigen
voorsteven van uw schip stondt, en he
|