ontwaakte en richtte zich op,
en zij zag Siegfried en zeide:
--"Wie doorsneed mijn pantser, wie verbrak mijn slaap, wie verscheurde
mijn tooverboeien?"
Siegfried-Goenther antwoordde haar:
--"Ik ben Goenther, de zoon van Gibich, en gij zijt bestemd om mijn
vrouw te worden, want ik reed door het vuur."
Toen zeide Brunhilde:
--"Lang heb ik geslapen, zoolang als menschen lijden. Dat wilde Wodan,
en ik kon mijn tooverslaap niet verbreken."
Siegfried zette zich naast haar neder en vroeg haar naam. En zij zeide:
--"Gegroet gij dag, gij allen, lichtewezens. Gegroet gij nacht en
aarde, dochter van nacht. Zie op ons neer met goedgunstige oogen,
en verhoor onze beden om geluk. Gegroet gij Asen en Asinnen, allen,
gegroet gij aarde, die ons voedt. Geef ons kennis en wijsheid en
altijd wel-doende handen."
Brunhilde noemde zich Zegebrengster en zij was Walkure, en wie haar
op het slagveld leerden kennen noemden haar Helmhilde. Zij verhaalde
aan Siegfried-Goenther, waarom Wodan haar op den berg in slaap had
gebracht, en toen zij dit verhaald had, zeide de held tot haar:
--"Menige heldendaad hebt gij volbracht. Denk nu aan uw belofte,
dat gij zoudt medegaan met den held, die door het vuur zou rijden."
Hij stond recht-op en hij steunde op de greep van zijn
zwaard. Brunhilde echter zat op haar zetel, zooals een zwaan op een
golf zit, en zij hield een zwaard in de hand. Toen zij de woorden van
Siegfried-Goenther hoorde, zag zij in, dat dit een herkenningsteeken
was, en zij stond op en groette hem vriendelijk en leerde hem zeer
veel wijsheid.
Hij bleef drie nachten bij haar, en zij bestegen hetzelfde
bed. Siegfried echter trok het zwaard Gram uit de scheede en legde
het scherpe staal tusschen hen beiden in.
En hij kuste haar niet, en nam haar niet in zijn armen, en hij lag
naast haar, zooals een kind naast moeder ligt.
Brunhilde sprak tot hem:
--"Goenther, wat moet dat beteekenen?"
Siegfried-Goenther antwoordde haar:
--"Er is bepaald, dat ik aldus mijn bruiloft zal vieren, of anders
sterven zal."
Toen nam hij een ring van haar aan, en gaf haar een ring, dien Fafner
had bezeten. En hij reed terug door het vuur naar Goenther, en toen
hij bij hem gekomen was verwisselde hij met hem van gedaante. Daarna
reden zij weder naar het land van koning Gibich en Brunhilde werd er
de vrouw van Goenther.
Op zekeren dag gingen Goedroen en Brunhilde naar de rivier om te
baden. Brunhilde nu waagde zich het verste i
|