was de broeder van
Hada en niemand wilde zich met hem inlaten. Zegebrengster nu beminde
Agnar, en zij stelde zich met hare acht zwanenzusters in dienst van
den koning. En zij waren Walkuren. Zegebrengster doodde Helmgoenther in
den strijd, en Wodan werd daarover zeer vertoornd. Hij doodde Agnar en
hij zeide aan Zegebrengster, dat zij niet meer de overwinning in den
strijd zou bevechten en dat zij slapen zou en dat zij moest trouwen
met den held, die haar wekte. Toen bad zij tot Wodan en zeide:
--"Ik zweer, dat ik slechts met den held zal trouwen, die de vrees
niet kent."
Daarop stak Wodan haar met den tooverdoorn in slaap, en legde haar
op den berg. En hij sloeg roode en gele vlammen als schilden om haar
heen, en hij zeide, dat zij slechts gewekt zou worden door den held,
die de vrees niet kende.
Toen Siegfried en Goenther en Hagen dan bij den berg aangekomen waren,
waarop Brunhilde was, zagen zij een burcht met een gouden dak, en vuur
brandde er rondom, en boven op den burcht stond een standaard. Goenther
reed op het paard, dat Goti heette, en Hagen reed op Holkvir. Goenther
gaf zijn paard de sporen, en dreef het tegen het vuur in. Maar het
paard week schichtig terug. Toen zeide Siegfried:
--"Waarom wijkt gij terug, Goenther?"
Deze antwoordde:
--"Mijn hengst wil niet tegen het vuur in springen."
Goenther verzocht aan Siegfried hem Grani te geven.
Siegfried sprak tot hem:
--"Die kunt gij krijgen."
Goenther reed opnieuw tot het vuur, maar Grani wilde niet verder
gaan. Goenther kon niet door het vuur heen rijden. Daarop verwisselden
Siegfried en Goenther van gedaante. Siegfried steeg op zijn paard, nam
zijn zwaard Gram in de hand en bond zich gouden sporen aan de voeten.
Hevig begon het vuur te loeien, en de aarde beefde. Hoog tegen den
hemel laaiden de vlammen op, en weinig helden zouden het wagen daar
tegen in te rijden. Siegfried echter gaf Grani een wenk met het zwaard,
als bliksems schitterden de teugels, die Regin eens bezeten had,
en Siegfried reed door het vuur.
Toen hij door het vuur gereden was en dichterbij was gekomen, zag
hij een schildburcht, en hij ging er binnen en hij zag een man,
die in volle wapenrusting lag en sliep. Siegfried nam hem den helm
van het hoofd en zag dat het eene vrouw was. Haar pantser was zoo
stevig, alsof het was vastgegroeid. Siegfried sneed het open met
zijn zwaard Gram, van den hals naar beneden en langs de beide armen
en trok haar het pantser uit. En zij
|