FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93  
94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   >>   >|  
n den stroom. Toen vroeg Goedroen haar wat dat beduiden moest. Brunhilde antwoordde: --"Waarom zou ik mij hierin wel aan u gelijk stellen en in al het andere niet? Mij dunkt, dat mijn vader veel machtiger was dan de uwe, en dat mijn man zeer veel heldendaden deed, en door het vuur is gereden. Uw man echter was knecht bij koning Helperik." Goedroen was zeer vertoornd en zeide: --"Gij zoudt wijzer doen te zwijgen, dan mijn man te beleedigen. Iedere man meent, dat niemand op de wereld zoo voortreffelijk is als hij,--maar u past het niet mijn man te beleedigen, want hij is uw eerste echtgenoot, en hij doodde Fafner en reed door het vuur, waar gij dacht koning Goenther te zien. En hij lag naast u op uw bed en hij nam u een ring van den vinger en dien ring kunt gij hier herkennen." Brunhilde zag den ring, dien Goedroen aan de hand droeg, en zij herkende hem. Toen verbleekte zij alsof zij dood was, en ging heen en zeide heel den avond geen woord meer, en zij zat buiten. Daar klaagde zij: --"Ik wil Siegfried, het heldenkind, in de armen hebben,--of anders wil ik dood. Goedroen behoort aan hem en ik ben van Goenther. Een booze Norn schiep die eeuwige ellende." Toen Goedroen met Siegfried ter ruste was gegaan en deze zijn mooie vrouw omhelsde, ging Brunhilde vol gramschap in de duisternis van den avond op de windkoele bergen. En zij sprak in zichzelf: --"Zonder vreugde dwaal ik rond, en als ik vermoeid ben moet ik zonder vrienden rusten." Goenther ging uit om haar te zoeken, en toen hij haar gevonden had vroeg hij haar, welke droefheid haar drukte, en of hij haar ook helpen kon. Brunhilde zeide tot hem: --"Goenther, mij en mijn land zult gij weldra verliezen. Ik vind hier geen vreugde meer, ik wil wederkeeren waar ik vroeger was, naar mijn verwanten en stamgenooten. Daar wil ik verblijven en mijn leven verslapen,--als gij Siegfried niet doodt en u zelf verheft tot heer over allen." Goenther antwoordde haar: --"Denkt gij aan moord, Brunhilde, denkt gij aan zulke daden? Zeg mij wat Siegfried u misdeed, dat gij zijn hartebloed wilt vergieten." Brunhilde sprak tot hem: --"Siegfried heeft mij trouw gezworen en zijn belofte gebroken, toen hij alle eeden beschermen moest. En u bedroog Siegfried ook. Want hij heeft eens in mijn bed gelegen, en ik wil niet twee mannen hebben in hetzelfde huis en het zal Siegfried den dood kosten, of u, of mij, want hij heeft alles aan Goedroen gezegd, en zij heeft het mi
PREV.   NEXT  
|<   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93  
94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   >>   >|  



Top keywords:

Siegfried

 

Goedroen

 

Brunhilde

 

Goenther

 

vreugde

 

beleedigen

 
hebben
 

koning

 
antwoordde
 

stroom


windkoele

 
duisternis
 
helpen
 
weldra
 

verliezen

 
verwanten
 

vroeger

 
wederkeeren
 

gramschap

 

drukte


droefheid
 

zonder

 

vrienden

 

vermoeid

 

Zonder

 

beduiden

 

rusten

 

zichzelf

 
gevonden
 

stamgenooten


zoeken

 

bergen

 

verslapen

 

beschermen

 

bedroog

 

gezworen

 

belofte

 

gebroken

 
gelegen
 
gezegd

kosten
 

mannen

 
hetzelfde
 
verheft
 

omhelsde

 
hartebloed
 

vergieten

 

misdeed

 

verblijven

 
gereden