n den stroom. Toen vroeg
Goedroen haar wat dat beduiden moest. Brunhilde antwoordde:
--"Waarom zou ik mij hierin wel aan u gelijk stellen en in al het
andere niet? Mij dunkt, dat mijn vader veel machtiger was dan de
uwe, en dat mijn man zeer veel heldendaden deed, en door het vuur is
gereden. Uw man echter was knecht bij koning Helperik."
Goedroen was zeer vertoornd en zeide:
--"Gij zoudt wijzer doen te zwijgen, dan mijn man te beleedigen. Iedere
man meent, dat niemand op de wereld zoo voortreffelijk is als
hij,--maar u past het niet mijn man te beleedigen, want hij is uw
eerste echtgenoot, en hij doodde Fafner en reed door het vuur, waar
gij dacht koning Goenther te zien. En hij lag naast u op uw bed en hij
nam u een ring van den vinger en dien ring kunt gij hier herkennen."
Brunhilde zag den ring, dien Goedroen aan de hand droeg, en zij
herkende hem. Toen verbleekte zij alsof zij dood was, en ging heen
en zeide heel den avond geen woord meer, en zij zat buiten.
Daar klaagde zij:
--"Ik wil Siegfried, het heldenkind, in de armen hebben,--of anders
wil ik dood. Goedroen behoort aan hem en ik ben van Goenther. Een
booze Norn schiep die eeuwige ellende."
Toen Goedroen met Siegfried ter ruste was gegaan en deze zijn mooie
vrouw omhelsde, ging Brunhilde vol gramschap in de duisternis van
den avond op de windkoele bergen. En zij sprak in zichzelf:
--"Zonder vreugde dwaal ik rond, en als ik vermoeid ben moet ik zonder
vrienden rusten."
Goenther ging uit om haar te zoeken, en toen hij haar gevonden had
vroeg hij haar, welke droefheid haar drukte, en of hij haar ook
helpen kon.
Brunhilde zeide tot hem:
--"Goenther, mij en mijn land zult gij weldra verliezen. Ik vind
hier geen vreugde meer, ik wil wederkeeren waar ik vroeger was, naar
mijn verwanten en stamgenooten. Daar wil ik verblijven en mijn leven
verslapen,--als gij Siegfried niet doodt en u zelf verheft tot heer
over allen."
Goenther antwoordde haar:
--"Denkt gij aan moord, Brunhilde, denkt gij aan zulke daden? Zeg
mij wat Siegfried u misdeed, dat gij zijn hartebloed wilt vergieten."
Brunhilde sprak tot hem:
--"Siegfried heeft mij trouw gezworen en zijn belofte gebroken, toen
hij alle eeden beschermen moest. En u bedroog Siegfried ook. Want hij
heeft eens in mijn bed gelegen, en ik wil niet twee mannen hebben in
hetzelfde huis en het zal Siegfried den dood kosten, of u, of mij, want
hij heeft alles aan Goedroen gezegd, en zij heeft het mi
|