te dooden. Maar zij kon niet verdrinken. Zij dreef
over het water en kwam in het land van koning Jonaker en deze trouwde
met haar en hun zoon was Erp, dien Goedroen zeer lief had. Koning
Jonaker had nog twee andere zonen, die Sorli en Hamdir heetten,
doch deze waren kinderen van eene andere vrouw.
Aan het hof van koning Jonaker verbleef ook Zwaanhilde, die de dochter
van Goedroen en Siegfried was. En zij was verloofd met Ermanrik den
machtige. Bij Ermanrik was Bikki en deze spoorde Randwer, den zoon
van den koning, aan, om Zwaanhilde voor zich te nemen. En hij zeide
dit toen aan den koning. De koning liet Randwer ophangen en Zwaanhilde
door paarden vertrappen.
Den volgenden dag hoorde Goedroen deze droevige daad:--als menschen
ontwaken worden weer al hunne zorgen wakker. Zij spoorde haar zonen
aan om wraak te nemen en zeide:
--"Blijft gij daar liggen en uw leven verslapen? Hebt gij nog niet
genoeg van uw vroolijk gepraat? Het was uwe zuster, Zwaanhilde, die
Ermanrik door witte en zwarte en grijze paarden, waar Gothen op reden,
vertrappen liet. Nu zijt gij de eenige overgebleven verwanten van mijn
geslacht. En ik ben eenzaam als een boom in de woestijn en beroofd
van alle vreugde, zooals een boom zijn bladeren verloor als er storm
kwam na warme dagen. Slechts weinig gelijkt gij op Goenther, en gij
zijt niet zoo heldhaftig als Hagen was. Wanneer gij zoo dapper waart
als die beide broeders, zoudt gij heengaan om uw zuster te wreken."
Hamdir antwoordde haar:
--"Hebt gij den moed van Hagen ook zoo geprezen, toen zij Siegfried
doodden in het bosch? Zijn moordenaren lachten, terwijl gij bij het
lijk zat, maar gij hoordet het niet. Zoo lief had u Goenther! En gij
dacht Atli te verderven door Erp en Eitel te dooden, maar gij hebt u
zelve niet veel voordeel gedaan. Wel waren de knapen spoedig geslacht,
maar nu hadden wij met hem onze zuster kunnen wreken."
En Sorli zeide:
--"Gij betreurt uwe broeders, maar, Goedroen, door uw schuld stortten
zij zich in den strijd. Spoedig zult gij ook ons beklagen, want wij
rijden onzen ondergang te gemoet en zullen, ver van u, vallen. Geef
ons de wapenen van de duitsche vorsten,--gij hebt ons geprikkeld tot
den strijd."
Goedroen lachtte en ging in de kamer. Daar haalde zij uit de kisten
de helmen van de koningen, en bracht de pantsers aan de zonen. Toen
stegen zij te paard en Hamdir zeide:
--"Ik zal niet meer naar moeder wederkeeren, maar door de Gothen
worden gedood. Goedr
|