k breken de zuilen en doet de ketels naar
beneden vallen, zooals de winterzee met storm en kou en ijs de klippen
vergruizelt. Als Hymir terugkomt van de jacht is zijn baard bevroren,
en hij stapt zoo zwaar, dat de aarde ervan beeft. Om het oogstfeest
te kunnen vieren bij Egir gaat Thonarr diens ketel halen: eerst moet
de macht van den zomer volkomen heerschen, de ketel moet in het bezit
van den zomerzeegod zijn, voor dat het graan is gerijpt en de oogst
kan binnengehaald worden.
Dat de zeegod de gastheer der goden op het oogstmaal is, is niet
willekeurig. Zooals naar de voorstelling der oude Germanen het goud
ontsproten is uit het water, zoo is ook het graan, het aardegoud, een
product van het waterrijk. Men denke o. a. aan den goudroof van Loge
in de beek van Andwari, zooals de Siegfriedsage dien verhaalt,--aan
Gerda, die dezelfde is als Goudvreugde, de aan graan-goud rijke aarde,
die de dochter en gevangene van Hymir heet.
Door Thonarrs kracht en den raad van Tyr komt de ketel in Egirs
bezit. Tyr was waarschijnlijk de oude, door Wodan later verdrongen
hemelgod, en zijn naam staat in verband met het grieksche Zeus, en
het indische Dyaus, dat "hemel" beteekent (Tyr = Ziu = Tiw) Thonarr
en Tyr zijn de machten van den zomer, zijn beiden ook strijdende
goden. Dat in dit lied Thonarr meer op den voorgrond treedt dan Tyr,
mag verklaard worden uit de voorstelling der Germanen, voor wie Thonarr
de sterke bestrijder van de reuzen, der landbouw vijandige machten was,
aan wien het dus wel was toevertrouwd den ketel bij Hymir te halen,
opdat het oogstfeest kon worden gevierd.
Op het _Feest bij Egir_ is de zaal met goud verlicht: alles is vol
graan en zomerweelde.
Maar de macht van den zomer is op het hoogste gekomen: Loge bespot
alle goden en is hun zeer lastig. Aan allen, goden en godinnen,
verwijt hij op dit feest van vruchtenrijpheid hun liefdesavonturen,
en niemand blijft voor zijn spot gespaard. Maar dan komt Thonarr en
jaagt Loge heen: zooals het laatste onweer in den zomer de hitte
verdrijft. Loge gaat, maar met een onheilspellende bedreiging aan
Egir,--reeds had hij Thonarr bespot, dat zelfs hij den wolf niet kon
dooden, waardoor Wodan eens zou verslonden worden. In den tijd van den
graanoogst komen zoo de teekenen van den herfst, het begin van den
winter,--nadert de godenondergang. Wel bonden de goden Loge nog met
stevige banden en lieten gif druipen op zijn hoofd, maar hij schudde
zich zoo hevig, dat de aarde er
|