haar vasten vorm gekregen had, werd gedicht, en waarvan de inhoud is,
dat Gripir aan Siegfried, zijn neef, het geheele verloop voorspelt
van zijn leven. Het is niets anders dan de in vraaggesprek tusschen
Gripir en Siegfried na-gedichte sage,--voor den dichter een vermaak,
dat ik hem gaarne gun.
Ook het korte lied van Brunhilde's hellerit liet ik--als
lied-op-zich-zelf althans--geheel en al weg. De gestorven Brunhilde
komt op haar weg naar Doodenland aan het hol van eene reuzenvrouw, die
haar den doortocht betwist, en haar Walkuren-afkomst en strijdliefde
verwijt. Brunhilde verhaalt haar in korte trekken haar leven,--dan
gaat zij verder. Alleen Brunhildes levensverhaal gebruikte ik in mijn
bewerking van de sage,--daar, waar ik vertelde hoe Brunhilde door
Wodan in slaap gestoken werd,--en den inhoud van de laatste verzen
maakte ik weer tot Brunhildes woorden op het eind: "Lang nog zullen
er mannen en vrouwen leven om te lijden. Maar eeuwig zullen wij samen
zijn, Siegfried en ik."
Nog op een bizonderheid van mijn bewerking, die anders vreemd zou
kunnen schijnen, en verklaring vragen, wil ik wijzen. Ik volgde
n.l. de meer en meer veld winnende meening, dat de opwekking der
Walkure, die door vlammen omgeven op den berg slaapt, niet tot
de Siegfriedsage, maar tot de sprookjes uit den Doornroosje-cyclus
behoort. Wat de Edda er echter van vermeldt,--en zij noemt de Walkure
Sigdrifa, d. i. Zegebrengster--heb ik samengesmolten met de werving
van Brunhilde door Siegfried in Goenthers gestalte, nadat hij aan het
hof der Gibichungen met Goedroen in liefde vereenigd was. Vandaar dat
Siegfried hier geen vergetelheidsdrank behoeft te drinken daar hij
Brunhilde, alvorens Goedroen tot vrouw te nemen, niet kende en dus ook
niet vergeten kon. In de Edda komt trouwens deze vergetelheidsdrank
ook niet voor.
Het bedrog en de trouwbreuk van Siegfried,--waarvan Brunhilde hem
beschuldigde, en dat haar een reden was hem te doen dooden--bestaat dus
niet hierin, dat hij haar, na haar gewekt te hebben, zou verlaten en
zijn liefde op Goedroen zou hebben overgebracht, maar in het feit, dat
hij, de held zonder vrees, die reed op Grani's goudbeladen rug, in de
gestalte van Goenther door het haar omvloeiende vuur kwam gereden. Van
dengene, die deze heldendaad volbracht, wilde Brunhilde de geliefde
worden,--hij zou de vreeslooze zijn, aan wien zij zich verbonden had,
nog voor zij hem kende. Siegfried volbracht die heldendaad, en was dus
Brunhild
|