niet verliezen--golven zullen haar dragen in Jonaker's land. En
onder zijn zonen zal zij er strijd doen ontbranden,--Zwaanhilde,
de dochter van Siegfried en van haar,--de nakomelingen van Siegfried
worden vernietigd--allen,--groot zal Goedroens droefheid zijn.
Goenther, ik zou u nog meer kunnen zeggen, gaf een God mij tot spreken
den tijd. Ik verwar mijn woorden,--mijn wonden gloeien,--ik zei u de
waarheid,--ik zal het achterlaten zooals ik zei."
Toen stierf Brunhilde.
En zij stapelden een hoogen brandstapel op voor Siegfried en
Brunhilde. En er was plaats voor allen, die kwamen om met hen te
sterven. Zij behingen den brandstapel met schilden en kleeden en
lijkwaden, en legden het lichaam van Siegfried daar boven op. Zij
plaatsten naast den duitschen koning Brunhildes dienaren, die gouden
kettingen droegen om den hals, twee dienaren aan zijn hoofd en twee aan
zijn voeten, en zij plaatsten er twee honden en twee havikken bij. En
dicht naast den held legden zij Brunhilde, en tusschen hen in legden
zij het scherpe zwaard, dat met ringen versierd was, en dat tusschen
hen in had gelegen, toen zij beiden hetzelfde bed bestegen en toen
men hen noemde man en vrouw. Vijf maagden volgden hen, en acht van
Brunhilde's dienaren, allen van edel geslacht, en die allen met haar
opgegroeid waren.
En toen staken zij den brand in de stapels.
Siegfried en Brunhilde's vaart uit de wereld was niet armoedig. Haar
lijkstoet volgde dien van Siegfried en de met ringen versierde poort
van de doodenzaal viel den held niet op de hielen. Zij gingen te
zamen naar binnen, Siegfried en Brunhilde. En Brunhilde zeide:
--"Lang nog zullen er mannen en vrouwen leven om te lijden. Maar
eeuwig zullen wij samen zijn, Siegfried en ik."
Goedroen
Hagen en Goenther namen na den dood van Siegfried en Brunhilde al het
goud, dat aan Fafner had toebehoord en zij verborgen het in den Rijn.
Toen ontstond er oneenigheid tusschen de Gibichungen en Atli, die
de broeder van Brunhilde was. Atli wilde een gedeelte van het goud
hebben, dat aan Brunhilde had toebehoord, en hij gaf den Gibichungen
de schuld van den dood zijner zuster. Zij kwamen echter overeen,
dat Goedroen aan Atli ten huwelijk zou worden gegeven.
Goedroen nu had na den dood van Siegfried de bergen van den Rijn
verlaten, en kwam na vijf dagen in het Noorden op den burcht van Alf
aan. Daar bleef zij zeven zomers bij Thora, die de dochter was van
den Denenkoning Hakon.
Om Goedroen haar
|