toen de helden daar
reden, en de paarden met zweepslagen door het groene bosch heendreven.
Zij kwamen in het land van Atli en zagen de diepe insnijdingen in
de tinnen van den burcht, waar Boedli's strijders op stonden. De
zaal van dat Zuidervolk was met banken omgeven en rondom stonden er
schilden, rand aan rand. In de hal dronk Atli wijn met zijn makkers,
en buiten stonden er wachters, en zij zagen uit of Goenther ook kwam
om met luid schallende speren den strijd te beginnen tegen den koning.
Weldra zag Goedroen haar broeders naar de zaal komen, en zij zeide:
--"Goenther, gij zijt verraden. Wat wilt gij beginnen, held, tegen de
rampzalige listen der Hunnen? Ga spoedig heen uit de hallen. Gij hadt
beter gedaan, broeder, wanneer gij in pantsers gekomen waart, dan zoo,
met ringen versierde helmen op het hoofd dragend, ten einde Arli te
bezoeken. Het ware beter, wanneer gij dagen lang in het zadel gezeten
hadt en gereden waart door de felle zon, en geesten liet klagen bij
kille lijken, en vechtenden Hunnenvrouwen smaad hadt bereid, en Atli
naar een slangengraf gesleept hadt, waarin gij nu wordt geworpen."
Goenther antwoordde:
--"Nu is het te laat om de Nevelingen bij elkander te roepen, het
is te ver om mijn mannen tot het gevecht te halen, de onverschrokken
helden van den roodrotsigen Rijn."
Toen kwamen de mannen van Atli te voorschijn, en zij riepen:
--"Het was reeds lang besloten uw leven te belagen."
Tevergeefs trachtte Goedroen den vrede te bewaren, en allen riepen:
--"Neen."
Ook vroeg zij aan haar zonen, dat zij den Nevelingen het leven zouden
redden, maar deze zeiden:
--"Neen."
Toen ontstond er een groote strijd, waarin alle Nevelingen gedood
werden, behalve Goenther en Hagen, en waarin ook velen van Atli's
mannen vielen.
Zij namen Goenther gevangen en bonden hem in stevige boeien. Hagen
echter sloeg zeven mannen neer en stiet den achtste in een brandend
vuur: zoo trachtte hij nog zijn broeder te redden.
Daarop vroegen Atli's mannen aan Goenther, of hij zijn leven koopen
wilde met Fafners goud. Goenther echter zeide,--en hij geloofde niet,
dat het gebeuren kon--:
--"Als men Hagen het hart uit het lijf snijdt en het bloederig op
mijn hand legt, zal ik mijn leven met Fafners goud afkoopen."
Toen sneden Atli's mannen Hialli, den kok van den koning, het hart
uit het lijf en legden het bloederig op een schotel en boden het
Goenther aan. Deze echter zeide:
--"Dat is het hart van den
|