, dat niet eens
weet wie ik ben en uit welken stam gesproten! Siegfried heet ik,
ik ben Siegmonds zoon. Weet gij nu wiens wapen u doodde?"
En Fafner zeide:
--"Koene knaap met de schitterende oogen,--een verheven geslacht
bracht u dan voort. Maar wie haalde u over mijn leven te belagen,
en waarom liet gij u overhalen?"
Siegfried antwoordde den draak:
--"Mij haalde over mijn moedige hart, en mijn hand werd door mijn
scherpe zwaard geholpen. Iemand, die van jongs af laf is geweest,
komt er niet toe te gaan strijden."
Toen sprak Fafner:
--"Wees niet overmoedig, held, want ook de Nornen weven het net van
uw noodlot. Wees gewaarschuwd en laat af van mijn glinsterende goud
en mijn gloedroode ringen, want eenmaal zullen zij u dooden."
Siegfried echter spotte met dien raad en zeide, dat hij toch al het
goud uit het hol zou halen. Toen antwoordde de draak:
--"Ik droeg den schrikhelm op het hoofd en weerstond de heele
wereld. Ik meende, dat ik allen meester was en dat geen vijand
mij durfde belagen. Gloeiend gif braakte ik uit, als ik lag op
mijn glinsterende leger, waar ik het goud van mijn vader Reidmar
bewaarde. Regin echter heeft mij verraden,--Regin verraadt ook u,
ons beiden brengt hij den dood."
Nadat Fafner dit gezegd had, stierf hij. Siegfried veegde het bloed
van zijn zwaard, en Regin kwam uit zijn schuilhoek te voorschijn. De
dwerg zeide:
--"Hei, Siegfried, heil! U is de zege, gij zijt van alle wereldbewoners
de eenige zonder vrees. Zingend reinigt gij uw zwaard aan de
struiken. Toch was het mijn broeder, dien gij ombracht,--ofschoon
niet geheel tegen mijn verlangen."
Regin ging naar Fafner, sneed hem met het zwaard, dat Vechtvlam
heette, het hart uit het lijf en dronk van het bloed, dat uit de wonde
vloeide. Daarna sprak hij tot Siegfried:--"Ik ga wat slapen,--braadt
gij dan ondertusschen Fafners hart. Wanneer ik wakker word zal ik
dat wildbraad eten."
Siegfried nam het hart van Fafner en braadde het aan een speer. Toen
hij dacht, dat het genoeg doorbraden was, en zag hoe het bloed er
overheen schuimde, raakte hij het met den vinger aan om te voelen
of het al gaar was. Hij brandde zich echter en stak den vinger in
den mond. Zoodra echter Fafners hartebloed de tong van Siegfried had
aangeraakt, verstond hij de taal van de vogels. Hij hoorde ze in de
boomen zingen en luisterde naar wat een zeide:
"Daar zit Siegfried nu met bloed bevlekt en braadt het hart van
Fafner. En daar ligt Regin en
|