:
--"Wanneer gij vanavond de varkens voert en de kudde naar de
etensbakken brengt, zeg dan aan uw volk, dat uit het Oosten de
Welsingen zijn gekomen, met grooten lust om te vechten."
Goentmond echter vroeg:
--"Maar wie is de koning, die de vloot geleidt en het oorlogsteeken
op zijn voorsteven heeft gestoken?
Een roode glans van vechtlust schijnt er om de krijgers."
Goentmond was zeer verheugd, toen hij hoorde, dat koning Helgi gekomen
was, want hij wist wel, dat er dan hevig zou worden gevochten. Binder
echter hoonde hem, en ook Goentmond antwoordde met smaadvolle
woorden. Zij scholden elkander uit, tot Helgi zich er tusschen mengde
en zeide:
--"U beiden past het met het zwaard te strijden, en niet met vinnige
woorden te twisten: zoo uit zich de haat van helden niet. Ik zelf
ben den zonen van Grijswolk niet goed gezind, maar een man moet de
waarheid spreken, en daarom zij het openlijk gezegd: zij hebben eens
in Slangenland voldoende bewezen hoe moedig zij de zwaarden zwaaien
kunnen. Moeielijk zou men heldhaftiger mannen kunnen vinden."
Er werd bepaald, dat men bij Wolfsteen zou samenkomen ten strijde,
en Goentmond reed met de tijding heen.
Toen de zonen van Grijswolk voor den burcht van hun vader kwamen,
stond Hadubrant buiten, de helm op het hoofd. Zoodra hij hen zag,
riep hij hun uit de verte al tegemoet:
--"Wat is er gaande? Gij ziet er uit als geesten!" Goentmond vertelde
hem, dat er een groote vloot aan het strand was gekomen, dat vijftien
legerscharen aan land waren gegaan, terwijl er nog zevenduizend mannen
aan boord van de schepen waren, en dat Helgi uitdaagde tot den strijd.
Toen sprak Hadubrant:
--"Zend ijlings boden op snelle paarden over heel den omtrek uit,--roep
uit alle omliggende landen de koningen en helden bij elkaar. Geen man,
die het zwaard kan hanteeren, blijve in huis! Roep Hagen en Atli en
den ouden Alf. Zeg, dat allen op de kampplaats komen. Wij zullen dien
Welsingen wel weerstand bieden!"
De zonen van Grijswolk verzamelden een zeer groot leger. Hierbij
voegden zich nog vele vreemde helden, en onder dezen waren Hagen,
de vader van Siegrune, en zijn zonen Bragi en Band.
Een verschrikkelijke strijd ontstond er toen bij Wolfsteen. Helgi, die
Honding eens doodde, was overal de eerste in het gevecht. Waar helden
streden stormde hij heen, zwaaide zijn breede zwaard, en te midden
van de luid schallende stooten der speren daalde uit den hoogen hemel
Siegrune neer, het in den
|