, die ooit op aarde geleefd heeft."
Siegrune antwoordde:
--"Als vloeken vallen op u neer alle eeden, waarmede gij aan Helgi
trouw hebt gezworen: bij den vlammenden lichtboog van den regen en
bij de harde rotsen van de zee. Stil zal het schip staan, waarop gij
zult varen, hoe hevig de wind ook waaien moge. Het paard, dat gij
berijdt, sta pal, als de vijand u op de vlucht vervolgt. Stomp worde
het zwaard, dat uw hand zal zwaaien, tenzij het blikseme tegen uw
eigen hoofd. Wanneer ge als een wolf in het wilde woud, huilend van
honger, rond zoudt sluipen tot uw tong de koude lijken likte,--dan
ware mijn doode Helgi gewroken."
Band echter sprak tot haar:
--"Het schijnt, dat uw zinnen geschokt zijn, zuster. Waarom wenscht
gij uw broeder zooveel onheil toe? Wodan was het, die u zulk een
jammer aandeed, Wodan, die twistrunen onder verwanten wierp. Kom,
ik bied u roode ringen en uitgestrekte landstreken aan. De helft van
mijn rijk zal ik u geven, aan u en uw zonen, opdat gij leven kunt
als een vorstin."
Siegrune echter weigerde alles wat Band haar aanbood, en was zeer
bedroefd. Want haar Helgi was een hoog verheven held geweest. Zulk een
hevigen schrik sloeg hij al zijn vijanden om de leden, als een wolf,
die te midden van de geiten verschijnt: in wilde vlucht rennen zij
van de rotsen. Hoog boven allen stak haar Helgi uit, zooals een esch
uitsteekt boven doornestruiken, of zooals een vlugge reebok springt
hoog boven alle dieren, dat zijn gewei, met dauw bedekt, tot in de
wolken schittert.
Een hooge grafheuvel werd over Helgi geworpen. Op zekeren avond ging
de dienstmaagd van Siegrune naar dezen heuvel, en zij zag daar, hoe
ook Helgi zelf met vele mannen naar den heuvel reed. De dienstmaagd
stond versteld en zeide:
--"Bedriegen mij mijn oogen? Zijn het schimmen, die ik zie? Is
dat de godenondergang? Daar draven de dooden, zij rennen op hun
oorlogsrossen. Keeren helden dan terug?"
Helgi sprak tot haar:
--"U bedriegen niet uw oogen, en het zijn geen schimmen, die gij
ziet. Dit is geen godenondergang. Wel draven hier de dooden en rennen
op hun oorlogsrossen. Maar helden keeren niet terug."
De dienstmaagd ging naar huis en verhaalde aan Siegrune wat zij gezien
had. En zij zeide:
--"Siegrune, blijf niet langer op den Liefdesberg zitten, als gij
uw held wilt zien. De grafheuvel heeft zich geopend en Helgi keerde
terug. Hij vraagt u of gij komen wilt om zijn bloedende wonden te
verbinden."
Siegrune ging naar
|