? Van my hebt gy _immers_ alles geleert; zeide gy zo niet,
Hartje lief?
Belieft myne Letje nu wel eens geheel aandagt, ja maar ook geheel
onderworpen te zyn? Och, ik heb myn woord gegeven! Zulk een aandrang
kon myn arm zwak hart niet weerstaan! Gy weet, wat ik u geconfideert
heb? Gy kent myne achting voor den Heer Edeling. Gy weet, (of mooglyk
weet gy 't niet; _want weet ik juist zo de geheime historie van uw
hart_!) dat achting natuurlyker wyze in vriendschap, en vriendschap
heel gemaklyk in liefde kan overgaan? Hier uit zult gy kunnen opmaken,
dat het my onmooglyk was, onze Lotje een verzoekje te weigeren. "Daar
heb ik u schoon beet," zeit myn Voogd; en dan lacht de goede man, dat
hy schatert: Nu iets ernstigers!
Gister voormiddag ging myne aangenomen Dochter[1] met de kousjes, die
ik onze Klaartje had laten wasschen en opstryken, naar Oom Dirk.
's Middags niet te huis; dat's een goed teken, zei ik. Ten zeven uuren
werdt de sloof met een sleedje t'huis gebragt: zy kwam blymoedig de
zaal op. Naauwelyks hadt zy ons gegroet, of aan 't uithalen van haar
zakken. Oud en nieuw kwam te voorschyn: Chocolaadjes, Ulefeltjes,
Banket, twee grote kluwens fyne wol, om voor Oom koussen te breyen,
een pakje wol, dikke breinaalden, een doosje met wissewasjes. Zy
presenteerde ons van de snoepery: wy namen elk een Chocolaadje, maar
de Scavante bedankte met een hele viese tronie: "Ik proef nooit zulk
goed." Lotje was zo raar, en hadt zulke klugtige zetten, dat Hartog
zelf lachen moest.
Waarlyk, Lief, ik geloof dat zy meer is uitgebluscht, of overdrommelt,
dan wel dat zy van de Natuur zo geheel misdeelt is. Ziet gy wel, dat
ik veel edelmoediger ben, dan de meeste Doctoren, die de ziektens
hunner Lyders vergroten, om des te meer wonderen in het herstellen aan
den dag te brengen? Och, zo dra zy myne Patiente geworden is, heb ik
gezien, dat zy minder ver verzeilt was, dan ik gevreest had. Zy
verhaalde ons, dat zy uitnement vriendlyk was ontfangen; en dat zy de
vryheid had, om een taffen Sak te kopen, doch dat zy eene der
Juffrouwen zou verzoeken, om met haar te gaan. Zy hadt ook haar
speldegeld, en nog twee ducaten extra gekregen; nu vroeg zy my, of ik
de taf wilde kopen? dat ik met een, gaarn lieve Lotje, beantwoordde.
Toen zy met my, (want zy slaapt nu in myn Pavillioen, en ik slaap in
het uwe, tot gy weer t'huis zyt,) boven was, gaf zy my de twee
ducaten, die zy geleent hadt; ik nam die ook, doch alleen om haar eens
weer te helpen,
|