n den tuin
zou kunnen zien dartelen, ziet, met eenige vernieuwing.... maar zou dat
goudlederen behangsel niet behouden kunnen worden, wat denk je? vroeg
hij, in vrees over zijn goudlederen behangsel.
--Mij dunkt, de huurder moet er maar genoegen mee nemen; ik geloof
zelfs, dat dit behangsel _behoort_ behouden te worden, omdat het geheel
met den stijl der betimmering overeenkomt, ik zou zelfs dien ouden
schoorsteen willen behouden....
--Ja? ja? zei mijnheer v. N., en hij bloosde van welgevallen; dus neem
je er genoegen me.... zou je het goed vinden, dien stijl te behouden?
Ja, ja, die stijl is toch aardig! En hij liet met een glimlach en een
komiek genot zijn blik gaan langs de met dikbeenige engeltjes versierde
zoldering, de rijke tinten van het goudleer en het weelderige loof--en
krulwerk om lijsten en paneelen.
--Maar lage ramen, niet waar? Waarom zouden wij geen nieuwe en oude
vormen kunnen vereenigen, mits er harmonie zij?
Wij moesten boven ook alles in oogenschouw nemen. De bloedvlak in het
kleine kamertje met haar verschrikkend verhaal vond ik niet: alleen was
er ergens eene oude inktvlak op den vloer, die misschien aanleiding tot
het verhaal gaf. Het spijt mij voor het romantische gedeelte van deze
bladen, als dit de prozaische oplossing is.
Mijnheer v. N.'s gedrag en handelwijs omtrent dat huis ging evenwel
voort niet minder raadselachtig te zijn. Hij had blijkbaar een
plannetje, en ik geloofde doorgaans, dat hij het wel voor mijnheer Van
Randenrode bestemde. Soms schoot er pijlsnel en schuw wel eens eene
andere gedachte in mijn hoofd....
Maar neen, hoe was het mogelijk, dat hij zoo diep in mijne ziel had
kunnen lezen, dat bij had kunnen lezen, wat voor mij zelven nog
onbestemd en nauwelijks leesbaar was?
Maar toen de tijd naderde, dat mijnheer Van Randenrode zou terugkomen,
toen zijn schip binnen was, toen hij bij ons was en de eerste dagen van
verwarde vreugd en drukte voorbij waren gegaan, en er geen sprake was,
dat hij naast ons zou komen wonen, toen er geheimzinnige beraadslagingen
werden gehouden in de bibliotheek, toen.... en er nog zooveel gebeurde,
dat ik niet zal vertellen, toen, ja toen----
--Och! zei een der nieuwsgierige lezers, het boek toeslaande (ik wist
het wel, dat, als hunne nieuwsgierigheid voldaan was, zij de spijt, die
volgt op de voldoening van eene dwaze neiging, op mij zouden wreken),
och, zei die persoon, het zal wel weer zoo uitdraaien, dat Bella en
hij....
Welnu?
|