ept, en belooft,
geen "waarom" meer te zullen vragen, kom ik terug. Anders ga ik heen
en laat je met den duivel alleen.... Wat moet je nu beginnen, als de
storm komt en ik ben er niet meer?
--Als de storm komt, zal ik niet bang meer zijn; want hij kan niet zoo
erg wezen, als wat ik heb ondervonden. Ik zal mijn zwak stemmetje tot
hem laten gaan, en vragen "waarom", en naar zijn sterke stem hooren
om antwoord.
--Dat zal je weinig helpen! Dat doen de menschen ook. Die verzinnen van
alles om antwoord te krijgen. Maar 't antwoord komt toch nooit!... Nu,
ik ga dan maar! Goeden dag!
De kikker rekte zijn lichaam uit en sloot zijn mond stijf toe: breed
en wijs. Het hinderde hem, voor zoover een koele kikker-natuur iets
hinderen kan, dat het viooltje, hoewel het eerst zoo hoog tegen hem
opzag, nu zoo gelaten afstand deed van zijn gezelschap. "Dat komt van
't praten," dacht hij. Vader zei altijd: "Als je wijs wilt schijnen,
moet je weinig zeggen." Dat had hij van de menschen.
Vooral omdat hij wist, zoo'n hoog-wijs uiterlijk te hebben, speet
het hem, dat hij zich had laten verleiden om uit de rol van sfinx
te treden, waarin hij gewoonlijk bij alle dieren en planten zooveel
succes had.
--Dag kikker! dag beste, goede kikker! zei zacht 't viooltje. Dank
je voor je gezelschap. Denk nog eens aan me; later; als ik dood
ben misschien. Ik kan toch niet leeren, om net als de menschen,
te praten over wat ik niet denk, en te zwijgen over wat ik wel
denk!... Vaarwel!--
En 't stemmetje van 't viooltje kroop weg in haar keeltje. Ze wist,
dat ze de waarheid sprak; maar 't zou haar toch hard vallen, weer
alleen te zijn.
Ze zou graag uit vriendelijkheid een kusje op het mooie, koude
kikkerlijf gedrukt hebben; maar de kikker was al te ver van haar
vandaan; en eigenlijk vond ze dat wel prettig; want ze zou 't meer
gedaan hebben om hem, dan om zichzelve. Hij was zoo griezelig koud
om aan te raken!
--Vaarwel! zei de kikker, zich omdraaiende, en met zijn koele,
geheimzinnige, goud-en-zwarte oogen even naar 't blauwe bloempje
ziende.
't Viooltje was sentimenteel; en dat was vervelend. Hij kroop
langzaam door 't korte gras, en sprong op 't zandpad. Aan 't eind
van 't pad bleef hij even wachten, zooals hij beloofd had; maar toen
hij niets hoorde, sprong hij lustig verder, naar 't groene weiland,
waar witte madeliefjes stonden en gouden boterbloempjes en roode en
paarse klaver, die niet sentimenteel waren, en die altijd met groot
gen
|