haar vader allerlei dingen, die den
prins voorbij gingen.
--Het is vroeg donker! zei eindelijk met nadruk de oude man, terwijl
hij opstond.
--Ja, antwoordde de prins. Ik moet gaan!
--Waarheen?
--Dat weet ik niet!
--Vader, kwam Elze helder, en nam de ruwe rechterhand van den ouden
man in haar handen: Laat hij hier blijven! 't Is zoo eenzaam voor
een vreemde in 't bosch!
--Ik zal meegaan, kind.
De oude man kuste zacht het blonde hoofdje dat zich tegen hem aandrong,
en de prins wendde bevend zijn oogen af.
--Kom! zei Elze's vader; zegt elkaar goeden dag! Hij nam een geweer
op den rug, en wendde zich naar de deur, die hij open stiet, naar
buiten ziende.
--Goede reis, vreemdeling! zei 't meisje, en stak haar hand uit.
--Vaarwel! kwam met droevige stem de prins, en bracht Elze's handje
aan zijn gloeiende lippen.
Toen, snel, volgde hij den ouden man het bosch in.
Hoe lang hij geloopen had, wist de prins later niet meer; ook niet,
wat hij onder het gaan had gedacht. Alles was in hem tot een wondere
smart geworden, die meer op vreugde leek dan op leed; en als in een
droom volgde hij.... Nu en dan zei de oude man een paar woorden, met
vroolijke, heldere stem. Waar het noodig was, boog hij versperrende
takken terzijde, of brak ze af met zijn krachtige, oude handen.
--Nu zijn we 't bosch zoowat ten einde. Zie, daar door die boomen,
dien toren, dat is een stad. Naar uw kleeren te oordeelen, zult ge
wel geld hebben, om er een goed nachtverblijf te vinden. Vaarwel!
--Vaarwel! zei ook de prins, en bleef somber staan. Wilt ge mij geen
hand geven?
De oude man greep met beide handen vooruit, en drukte krachtig de
smalle, fijne handen van den prins.
--God zegen u! zei hij, en keerde zich om.
De prins zag hem na zoolang hij kon. Toen volgde hij den aangewezen
weg.
De oude man schudde langzaam het hoofd, terwijl hij zijn geweer met
een ruk recht schoof. Daar op lachte hij:
--Ik zou wel eens willen weten, of Onze Lieve Heer Adam en Eva zou
gescheiden hebben, als zijn kleed mooier was geweest dan haar kleed,
of omdat zijn vader een edelman was en haar vader een lijfeigene!
En hij ging snel een rechten weg naar huis.
Zoodra hij zich alleen wist, zuchtte de prins diep... en zag om zich
heen, als iemand die ontwaakt.
De groote, sterke boomen stonden doodstil, of ze hun adem inhielden
om te luisteren. Hun dooreen kronkelende takken leken wel verwarde
gedachten.
Langs de stamm
|