n in een groot
bosch, waar sterke, breed-armige boomen den hemel haast onzichtbaar
maakten door hun duister-vangend loofdak. Hoog en laag zongen lustige
vogeltjes in takken en struiken; en luchtig zweefden geuren om de
knoestige, bemoste stammen. Ze zweefden om het hoofd van den prins,
vriendelijk als zoet-teedere woorden. Maar de prins, geheel opgaande
in zijn gedachten, leefde buiten hetgeen hem omringde.
--Ik wil gaan, ik wil gaan, en zoeken, tot ik zal hebben gevonden:
de Liefde, het hoogste geluk ... fluisterde hij voor zich heen.
Stil en plechtig als een ledige kerk was het bosch: een ledige kerk
waarin alleen een onzichtbare geest heiliging ademt. Opeens hoorde
hij ritselen in het lage loof, dat terzijde boog en waaruit een
vriendelijk, oud gezicht hem aanzag. Terwijl de prins staan bleef,
kwam de eigenaar van het gezicht geheel uit het dichte groen te
voorschijn, dat zich trillend achter hem sloot.
Het was een tamelijk oude man, gehuld in een grijzen mantel vastgemaakt
om het middel door een koord, dat heen en weer bengelde. Haren en baard
waren woest en lang; en het geheel maakte den indruk van een woud,
waar nooit een houthakker aan 't werk was geweest, maar waar langs
bijna onbegaanbare paden, vroolijke vogels zongen en zonnestralen
spelend langs stammen gleden. De vroolijke vogels zongen in de oogen
van den man, en om zijn behaarde lippen glimlachte de zon. Hij droeg
op den rug een half gevulden linnen zak.
--Goeden morgen! zei hij lustig, met een stem die zoo gezond en frisch
klonk, als harslucht uit dennen riekt.
--Goeden morgen! zei ook de prins, toonloos en onverschillig.
--Al vroeg op 't pad! Zoek je iets?
--Ja, antwoordde de prins: ik zoek de Liefde.
--Wel, jonge man, lachte de oude, die zal jou wel vinden, zonder dat
je haar zoekt!
--Neen, zei de prins droevig; ze heeft me niet gevonden; en ik kon
haar niet zoeken, omdat men mij alles geleerd heeft, behalve dat zij
er is. En daar Liefde alleen geluk is, ga ik haar nu zoeken.
--Dan zou ik je toch in ieder geval raden, om te keeren. Hier in
't bosch zal je haar niet vinden. Je zult alleen verdwalen.
--Ik ben al verdwaald! mompelde de prins: Ik ben in een woord
verdwaald!
--Goede reis dan! antwoordde de man, den zak dien hij even op den grond
had gezet, weer op zijn rug ladende: Als dat woord waar je in verdwaald
bent de Liefde is, dan zal de tijd je er vanzelf wel uit helpen. Daarin
dwaal je maar met je geest; die kan lang zon
|