, dat hij wel wilde gaan visschen, als Hymir zorgde voor
het aas. Maar deze antwoordde hem:
--"Kunt gij, die bergvolkeren overwint, niet zorgen voor uw eigen
aas? Ga naar de kudde: ik dacht, dat gij aan de stieren gemakkelijk
aas zoudt ontnemen."
Toen stond Thonarr op, liep naar het woud, greep er een os en brak
hem den kop af.
Den volgenden avond voeren zij in een boot uit op zee. Terwijl de
sterke reus voor zich alleen twee walvisschen ophaalde aan den hengel,
bond Thonarr, die glimlachte in zijn rooden baard, een lange lijn
aan de boot vast, bevestigde er den kop van den os aan en liet dien
in het water zakken.
Daar in de diepte hapte de door alle goden gevloekte slang, die de
landen omslingert, met gapende kaken vratig naar het aas. Geweldig
rukte Thonarr toen door het scheurende water en sloeg den draak aan
boord van de boot, beukte bonzend zijn hevigen hamer het beest op
den schedel.
Rotsen dreunden, bergen beefden, en het ondier zonk weer terug in
de zee.
Toen roeiden zij naar het land. Met vaste vuist hield de reus het roer
en hij sprak geen enkel woord, totdat zij aan het land gekomen waren.
Daar zeide hij tot Thonarr:
--"Het zware werk moeten wij deelen:--wilt gij de walvisschen naar
mijn woning brengen, of draagt gij liever de boot?"
Thonarr greep de boot, droeg haar, met al het water dat er in was en
de roeispanen en alles, en sleepte tegelijk ook de walvisschen door
het woudrijke dal naar de woning van Hymir.
Thuis was de reus weer vol trots, en verwaand sprak hij tot Thonarr:
--"Hoe machtig een man ook moge roeien,--als hij dezen beker niet
breken kan is hij toch zwak."
De bliksemslingeraar greep den beker, smeet hem tegen de
stukgruizelende steenen, wierp hem met woeste kracht tegen de stevige
pijlers, die braken als riet,--maar altijd weer nam Hymir den beker
heel van den bodem.
Toen fluisterde het mooie vrouwtje van den reus Thonarr een bevrijdend
geheim in het oor:
--"Werp hem tegen Hymirs hoofd,--dat is harder dan de hardste beker."
Al zijn godenkrachten vergaarde Thonarr en spande zijn spieren. Als
een bliksem vloog de beker en spatte in gruizels over den grond. Hymirs
hoofd was heel gebleven.
--"Mijn grootsten schat heb ik verloren," jammerde de grimmige reus,
"nu kan ik nooit meer zeggen: mijn drank is te warm. Maar ik wil toch
wel eens zien of gij mijn grooten ketel uit mijn huis kunt halen!"
Tweemaal trachtte Tyr tevergeefs het vat te tillen: stevig stond h
|