t den Zwarte zullen komen. Naar alle zijden
gemeten is ze honderd mijlen lang. Zij weten wel dat zij er zullen
strijden."
Toen zeide Stormsterk:
--"Een wijze zijt gij! Blijf nu niet meer ver van mijn banken, maar
kom in mijn zaal zitten en laten wij met elkander spreken. Kom als
gast bij mij binnen: wij willen samen wedden om ons hoofd, wie van
ons beiden de grootste geest is."
Gangraad ging de zaal van den reus binnen en zette er zich op een
steenen bank. Nu was het aan den gast om vragen te stellen en deze
begon:
--"Stormsterk, gij, die zooveel wijsheid bezit, weet gij vanwaar de
zon komt en de maan boven de hoofden der menschen?"
--"Mondelvaar," antwoordde de reus, "is de vader van zon en van
maan: dagelijks deelen zij den hemel en geven namen aan de tijden
van het jaar."
Toen vroeg Gangraad:
--"Stormsterk, gij, dien men wijze noemt, weet gij vanwaar de winter
en de warme zomer komen?"
En Stormsterk antwoordde:
--"Windval heet de vader van den winter en Zuidzacht die van den
zomer. Elk van beiden zal ieder jaar weer jong worden, totdat de
goden vergaan."
Ten derde vroeg Gangraad:
--"Stormsterk, gij, van wien men zegt, dat ge slim zijt, weet gij
waaruit de Ruischreus, de eerste van alle wezens, ontstond?"
De reus antwoordde:
--"Uit het oerslijk barstten etterblazen--toen groeide het tot vasten
vorm en werd een reus; uit het vlammende Zuiden vlogen vonken over
en de gloed gaf leven aan den ijskouden klomp."
--"Maar Stormsterk," zeide nu Gangraad, "gij, dien men wijze noemt,
weet gij dan hoe er kinderen kwamen bij dien reus, die ze toch met
geen vrouw kon verwekken?"
En de wijze gastheer verhaalde:
--"Onder den oksel ontgroeiden hem een man en een meisje, en de eene
voet verwekte met den andere een zoon, die zes hoofden had."
En Gangraad weer:
--"Stormsterk, gij, van wien men zegt, dat ge slim zijt, weet gij
vanwaar de waterrimpelende wind komt, die zelf nog door geen mensch
is gezien?"
--"Lijkenzwelger," zei de wijze, "is de naam van een reus, die in
de gedaante van een arend aan het einde van den hemel zit. Als zijn
beide vleugels fladderen, waait de wind over alle wezens heen."
Al deze dingen had Gangraad gevraagd over het worden van de dingen
dezer wereld. En de reus had hem op alles vol wijsheid geantwoord. Ook
over wat hem gevraagd werd uit de geschiedenis van de goden--hoe Njord,
die een Wane was, onder de Asen werd opgenomen en hoe de helden van
Walhalla elkander
|