alle hoop ontnomen. Ga nu
weg van mij,--ik wil verder zwijgen."
--"Zwijg nog niet," smeekte Wodan, "zeg mij toch alles. Wie zal
Balders bloed vergieten,--wie het leven dooden in Wodans zoon?"
De waarzegster antwoordde:
--"Hader, die blind is als de winterzon, zal hem hierheen brengen. Hij
zal Balders bloed vergieten, hij het leven dooden in Wodans zoon.
Ga nu weg van mij,--ik wil verder zwijgen."
--"Zwijg nog niet," smeekte Wodan, "zeg mij toch alles. Wie zal Balder
op den boozen Hader wreken, wie zal dien wreedaard wijden aan de Hel?"
De waarzegster antwoordde:
--"Eens zal Wodan, in een der lange nachten van het Westen, met de
Winteraarde Rinde verwekken een krachtig kind. Dit zal Balder op den
boozen Hader wreken en den wreedaard wijden aan de Hel.
Ga nu weg van mij,--ik wil verder zwijgen."
--"Zwijg nog niet," smeekte Wodan, "zeg mij toch alles. Wie van de
wezens der wereld zal om Balders dood niet willen weenen,--wie zal
onbewogen heffen het stugge hoofd?"
De waarzegster antwoordde:
--"Weet gij, dat een van de wezens der wereld niet wil weenen, maar
onbewogen heffen zal het stugge hoofd? Dan zijt gij niet Wegendoler,
zooals ik dacht,--dan zijt gij Wodan, de machtige God!" Toen zeide
Wodan:
--"Als gij niet zeggen kunt wie niet wil weenen, dan zijt gij niet
waarzegster en wijze vrouw. Dan zijt ge veeleer de wintermoeder der
drie Nornen, wier bron bevriest."
En de waarzegster sprak:
--"Wodan, ga heen, en wees Overwinnaar. Nimmer zal een man mij weer
naderen, totdat Loge, losgemaakt uit al zijn banden, den ondergang
van de goden brengt."
Het Voorspellied
Terwijl de groote wereld haar loop volbracht en alle wezens werkten wat
hun taak was, werden de goden door een bang vermoeden overvallen. Want
zij hadden runenstaafjes gestrooid om de toekomst te kennen en de
staafjes vertelden:
--"Laat de Nornen zorgvuldig haar bron bewaken,--wanneer zij den
aandrang der dingen nog kunnen tegenhouden."
Toen zond Wodan zijn raven naar de dwergen die in de diepe duisternis
onder de aarde werken, en de raven kwamen terug met het bericht:
--"De sterkte der dwergen verslapt. Werelden tuimelen in den gapenden
afgrond van den nacht. Vlugvoet laat ze in het niet verzinken; Vlugvoet
sleept ze ooit weer in het licht. Zon en aarde wankelen. Onheil waait
door de lucht. En Mimirs heldere bron wil geen aanwijzing geven.--Wist
gij dat alles?"
Idoena, die de bladergroene dochter is der onderaards werken
|