ten, of zeg mij, dat ik heen moet gaan."
Toen antwoordde hem Bragi, de god van de zangers, die al duchtig
had gedronken:
--"Geen van de goden zal u ooit een zetel wijzen, waar ge kunt zitten;
wij weten veel te goed wie wij bij onze lustige feesten laten en
wie niet."
Aan het einde van de zaal zat Wodan. Tot hem wendde zich Loge en zeide:
--"Wodan, gij, die eeden van trouw bewaart,--mengden lang geleden wij
beiden niet in denzelfden beker ons bloed? Toen hebt gij gezworen,
dat gij nooit een drank zoudt drinken, die niet voor ons beiden
was bereid."
Op bevel van Wodan mengde nu Widar een beker en reikte hem Loge.
Deze nam den drank aan en sprak:
--"Heil Asen, en alle Asinnen, heil! Heil allen, die hier samen
zijt,--alleen die niet, die daar zit op Bragi's bank."
Bragi werd zeer boos, en hij zeide:
--"Als ik maar buiten was,--nu zit ik in huis,--dan zou ik spoedig
uw hoofd in mijn handen hebben."
Loge echter lachte hem uit en antwoordde:
--"Ha, Bragi, een sieraad zijt ge op banken, maar in het strijden
niet sterk. Kom dan naar buiten, wie moed heeft zit niet te mijmeren."
Idoena, Bragi's vrouw, werd wel wat ongerust en zij smeekte haar man,
dat hij toch zijn geliefden zou gedenken, en niet met Loge in vinnige
woorden vechten zou op het gastmaal van Egir.
Maar toen trok Loge tegen Idoena los:
--"Zwijg maar, Idoena, zwijg maar gerust. Ik geloof, dat niemand
zoo vurig verlangt naar liefde van vele mannen als gij, sinds uw
sneeuwblanke armen den moordenaar van uw broeder hebben omhelsd."
Idoena schrok zeer van Loge's snijdenden spot: zij had alleen maar
Bragi willen bedaren, en zeide dat dan ook. Maar toen Gefioen haar te
hulp kwam en aan Loge den raad gaf, nu zijn mond te houden, antwoordde
deze haar:
--"Blijf maar bij uw eigen zaken. Anders zal ik eens iets vertellen
van zekeren zonnelichten knaap, die u met gouden gaven tot wellust
wist te lokken."
Daar stond Wodan op. Met Gefioen viel niet te spotten: het verloop
van de geheele wereld immers was haar bekend, zoo goed als Wodan zelf
het wist.
Zoodra de goden hoorden, dat Wodan zich in den twist ging mengen,
dachten zij allen, dat Loge nu wel zwijgen zou.
Maar deze lachte zelfs Wodan uit en hij zeide:
--"Zoo, zoo, Wodan! Maar waar gestreden wordt weet ge immers geen
beslissing te geven! Hebt gij niet dikwijls een zwakkeling de zege
bezorgd? Men zegt ook, dat gij als een landlooper met spoken speelt,
zooals heksen en toovenaars d
|