at doen. Waarachtig, 't is me een
waardige godengewoonte!"
Frigga, die de vrouw van Wodan is en aan zijn zijde zat, trachtte
tusschen beiden te komen. Zij zeide, dat goden niet meer spreken
moesten over wat ze vroeger hebben gedaan: men moet niet aan iedereen
vertellen wat er ooit is voorgekomen.
Loge keek haar aan, knikte en zeide:
--"Dan zou ik ook maar niet zeggen, dat gij vroeger zoo begeerig
waart naar een man, dat gij Wil en Wei en Wodan alle drie tegelijk
hebt omarmd!"
Nu kon de twist niet meer worden getemperd. Want zoodra had Freya
weer niet partij getrokken voor Frigga, of Loge keerde zich tegen
haar en zeide:
--"Freya, u ken ik volkomen, aan u ontbreekt geen enkele smet. Waart
gij voor alle Asen en Alfen, die hier rondom zitten, niet al ooit
eens een nacht 'n vriendelijk vrouwtje?"
En zoodra maar een der goden of godinnen een enkel woord sprak om Loge
tot zwijgen te brengen, had deze altijd weer zijn woorden klaar. Aan
ieder wist hij wat te verwijten.
Eindelijk kwam Freyer's dienares, Buigster genaamd, tot Loge, schonk
hem een hoorn vol heerlijke mede en zeide:
--"Luister eens, Loge, en drink dezen hoorn. Maar laat nu tenminste
eens een enkele onder de Asen ongemoeid."
Loge nam den hoorn, dronk hem leeg en zeide:
--"Dat zou dan Sippia moeten zijn,--als zij maar altijd trouw aan
haar man was geweest! Maar ik geloof, dat wel iemand die trouw voor
Thonarr heeft bedorven."
Hem antwoordde Buigster.
--"Loge, wees stil, hoor, de rotsen dreunen: de bliksemslingeraar
keert terug van zijn reis. Hij zal u wel leeren rustig te zijn en
geen van de Asen te lasteren."
Toen zeide Loge:
--"Houd je mond, Buigster, vrouw van Beugel,--nooit kwam er een
schandelijker wezen in de woning der goden dan jij, veile vrouw!"
Daar stapte Thonarr binnen en hij donderde Loge toe:
--"Schoft, zwijg,--of anders zal mijn moker Mjoelnir je den mond
doen houden."
Loge schrok, wees met het hoofd naar de deur, en zeide:
--"Daar,--dat kind van Aarde is nog niet binnen, of er wordt al
gevloekt!"
Toen wendde hij zich tot Thonarr en sprak tot hem:
--"Maar gij waagt het toch niet om den wolf te dooden, die Wodan eens
verslinden zal!"
Hem antwoordde Thonarr:
--"Zwijg,--of anders zal mijn moker Mjoelnir je den mond doen
houden. Dan neem ik je mee op reis naar het Oosten en gooi je neer
langs den weg, waar niemand naar je komt kijken."
--"Haha!" lachte Loge, "uw reis naar het Oosten! Kruipt Thonarr
|