ik heb hem ook zo lief, als of hy myn eigen Broer waar; doch
heb hem voor zyne liefde bedankt. o! o! Hy zal wel eene brave vrouw
krygen; want het is een recht lieve goedaartige Jongen: waarom zou ik
hem ophouden, daar ik toch geen zin in hem heb, en niet wil trouwen?
De Heer R., een zeer fatsoenlyk ryk Heer, van ruim dertig jaar, denk
ik, heeft kennis met my gemaakt, en zyne heerlyke Bibliotheek my ten
gebruike aangeboden, 't Is toch goed, dat alle Heeren geen laffe
Jonkertjes zyn; "maar 't is heel iets zeldzaams, zeit de Weduwe, veel
oordeel en belezenheid by veel beschaaftheid en waereldkennis te
vinden." Zo dat wy mogen van geluk spreken.
Ik verzeker u, myn waarde Heer, dat ik nooit tegen uwen altoos
redelyken wil trouwen zal; en dat ik, omtrent het XIIIde Geloofsartikel
van vele Dames, eene Ongelovige ben. Niets dunkt my, (en zo dunkt ook
de brave Vrouw,) geeft uw Sexe zo veel stof in de hand, om de onze met
bespotting te beschouwen, dan het beleven deezes XIIIden Artikels. Een
gek kan ik dulden, een Pedant verdragen, een Petitmaitre lyden; maar,
op een Lichtmis zie ik met schrik en versmading! Hy is de Natuurlyke
Vyand myner Sexe: Niet meer van zo een lelyk afbeeldzel des Duivels.
Wie is boven alle zwakheden? Ik ben 't niet! Maar dat ik my ooit zoude
straffen, met een Lichtmis voor myn man te nemen; veraecht my, zo ik er
toe in staat ben!
Neen, myn Heer! ik zal uw vroom gemoed nooit bedroeven! Kan ik
ondankbaar zyn? Om u, wat er ooit gebeure, te kunnen bedriegen, zoude
ik zelf eerst moeten bedrogen worden; en wie zou toch, in de wyde
waereld, daar belang in stellen! Ik sta niemand in 't licht; ik kwel
niemand; ik wil zo graag allen zo wel doen, als in myn vermogen is.
Ik begeer niets dan uwe Vaderlyke gunst te behouden, by deze dierbare
Vrouw myn dagen te slyten, en zo al de eene zotheid voor, en de andere
malligheid na wat af te wennen. De waarde Dame groet u met de hoogste
achting, en ik ben
Uwe liefhebbende Pupil,
SARA BURGERHART.
PS. Ik hoor, dat Tante zal trouwen met een Heer die er veel in zyn Japon
komt; die Heer ken ik; o my! o my! 't Is toch grappig ook.
VIJF EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Hendrik Edeling vertelt Cornelis wat hij
zooal gedaan heeft; Sara is een engel! Hij zendt hem Blankaarts
antwoord. Maar vader Edeling blijft koppig--geen "_Noach's ark van
gelooven in zijn huis_! Nooit!
ZES
|