hij zoo sterke bekoring op den kunstenaar. Hij heeft in zich al de
kleurelementen des levens: de geheimenis, de wonderlijkheid, het
suggestieve, de ekstase, de liefde. Hij beroept zich op den zin voor
het wonder en hij schept die zielsgesteldheid waarin alleen hij kan
begrepen worden.
En voor mij is het een vreugde te bedenken dat als hij "gedegen
verbeelding" is, de wereld uit dezelfde stof bestaat. Ik heb ergens in
_Dorian Gray_ gezegd dat de groote zonden der wereld plaats
hebben in de hersenen. Maar in de hersenen heeft alles plaats. Wij
weten nu dat wij niet zien met onze oogen en niet hooren met onze
ooren. Zij zijn in werkelijkheid kanalen voor het min of meer
nauwkeurig overbrengen der zinsindrukken. In de hersenen is de papaver
rood, is de appel geurig, zingt de leeuwerik.
In den laatsten tijd ben ik ijverig bezig geweest de vier
prozagedichten over Christus te bestudeeren. Met Kerstmis gelukte het
mij een Grieksch Testament machtig te worden, en elken morgen als ik
eerst mijn cel had schoongemaakt en mijn tingerei gepoetst, las ik een
stuk uit de Evangelien, een twaalftal verzen op goed geluk opgeslagen.
Het is een verrukkelijke wijze van den dag aan te vangen. Iedereen,
zelfs in een verontrust slechtgeordend leven, moest evenzoo doen.
Eindelooze herhaling, te pas en ten ontijde, heeft voor ons de
frischheid, de naieveteit, de eenvoudige romantieke bekoring der
Evangelien bedorven. Wij hooren hen veel te vaak en veel te slecht
lezen, en alle herhaling is geestdoodend. Wanneer men tot den
Griekschen tekst terugkomt, is het alsof men uit een nauw en donker
huis treedt in een hof van lelien.
En voor mij wordt dat genot verdubbeld door de overweging dat wij naar
alle waarschijnlijkheid de levende woorden zelve, _ipsissima
verba_, zooals Christus hen uitte, bezitten. Er werd steeds
verondersteld dat Christus sprak in het Aramaiisch. Zelfs Renan dacht
dat. Maar nu weten wij dat de Galilaische boeren, evenals de Iersche
boeren in onzen tijd, twee talen spraken, en dat Grieksch de
dagelijksche omgangstaal was over geheel Palaistina, of eigenlijk over
de geheele Oostersche wereld. Mij was altijd de gedachte onaangenaam,
dat wij Christus' eigen woorden slechts door een vertaling van een
vertaling kenden. Het is mij een genot te bedenken dat, tenminste wat
zijn uiterlijk gesprek aangaat, Charmides naar hem had kunnen
luisteren, en Sokrates met hem kunnen redeneeren, en Platoon hem zou
hebben begrepen; dat hij in
|