De figuur van Christus heeft iets zoo zeer eenigs. Zeker, evenals er
schijnbare dageraden aan den dageraad zelf voorafgaan, en winterdagen
zoo vol plotselingen zonneschijn kunnen zijn, dat zij de wijze crocus
misleiden om haar goud te verkwisten voor den tijd en een of ander
onnoozel vogeltje er toe brengen zijn gaaike te roepen om op naakte
takken een nest te bouwen, waren er Christenen voor Christus. Daarvoor
kunnen wij slechts dankbaar zijn. Het ongeluk is dat er sindsdien geen
geweest zijn. Ik maak een uitzondering, den heiligen Franciscus van
Assisi. Maar God had hem bij zijn geboorte de ziel van een dichter
gegeven, en hij zelf had in prille jeugd in een mystiek huwelijk
armoede als bruid genomen: met de ziel van een dichter en het lichaam
van een bedelaar vond hij den weg ter volkomenheid niet moeilijk. Hij
begreep Christus, en werd zoo aan hem gelijk. Wij hebben het _Liber
Conformitatum_ niet noodig om te leeren dat het leven van den
heiligen Franciscus de ware _Imitatio Christi_ was, een gedicht
in vergelijking waarmede het boek van dien naam slechts proza is.
Inderdaad, dat is, alles te zamen genomen, de bekoring die van
Christus uitgaat: hij is volkomen als een kunstwerk. Onderwijzen doet
hij ons in werkelijkheid niets, maar door het feit dat men in zijn
tegenwoordigheid gebracht wordt, wordt men iets. En ieder is bestemd
voor zijn tegenwoordigheid. Eenmaal tenminste in zijn leven wandelt
ieder mensch met Christus naar Emmaues.
Wat aangaat het andere onderwerp, "de Verhouding van het
kunstenaarsleven tot het levensgedrag", zal mijn voorkeur u
ongetwijfeld vreemd lijken. De menschen wijzen naar de gevangenis te
Reading en zeggen: "Daarheen leidt het kunstenaarsleven". Ik zeg u,
het zou iemand naar erger plaatsen kunnen voeren. Meer werktuigelijke
menschen voor wie het leven een listige speculatie is, die afhangt van
een zorgvuldige berekening van wegen en middelen, weten altijd
waarheen zij op weg zijn en geraken daar. Zij zetten af met als ideaal
voor oogen de gegalonneerde jas van gemeentebode, en in welke sfeer
zij ook geplaatst worden, slagen zij er in gemeentebode te worden en
niet meer. Een man wiens streven is iets te worden buiten zichzelf,
lid van het Parlement, een voorspoedig kruidenier, een uitstekend
advocaat, rechter of iets even vervelends, slaagt onverbiddelijk en
wordt wat hij wenscht te zijn. Dat is zijn straf. Zij die een masker
begeeren, hebben het te dragen.
Maar met de dynamische
|