hem mijn dankbaarheid te uiten aan de dame die te Wimbledon
woont. Wacht niet te lang met een antwoord, en vertel mij wat van de
literatuur, van nieuwe boeken, enz.--ook van het stuk van Jones en van
Forbes-Robertson als tooneeldirecteur--en van elke nieuwe strooming in
het tooneelleven te Parijs of te Londen. Beproef ook onder oogen te
krijgen wat Lemaitre, Bauer en Sarcey gezegd hebben over _Salome_, en
geef er mij een kort overzicht van; schrijf aan Henri Bauer dat ik
getroffen ben door zijn vriendelijk opstel; Robert Sherard kent hem
persoonlijk. Het was lief van U mij op te zoeken. Gij moet den
volgenden keer weer komen. Ik heb hier de verschrikking om mij van den
dood, waarbij de nog grooter verschrikking komt van te leven, en in
stilzwijgen en ellende....[2]
...Ik denk altijd aan U met diepe genegenheid. Ik zag graag dat Ernest
in Oakley Street mijn handkoffer haalde, mijn pels, mijn kleeren en de
exemplaren van mijn eigen werken, die ik aan mijn lieve moeder schonk.
Informeer bij Leverson, op wiens naam mijn moeders graf genomen werd.
Steeds Uw vriend,
Oscar Wilde.
Noten:
[1] In 1896 werd Salome het eerst opgevoerd te Parijs door Lugne-Poe,
die zelf Herodes speelde.
[2] Hier werd een stuk uit den brief geknipt door den toenmaligen
directeur der gevangenis te Reading, den majoor Isacson. Hij werd nog
in Wilde's tijd opgevolgd door den majoor Nelson.
II
Zonder datum. Geschreven na September 1896.
...De laatste punten die uitsluitend zaken betreffen, zal More Adey
wel zoo vriendelijk zijn te beantwoorden. Men zal geen bezwaar maken
dat ik zijn brief ontvang, als die enkel over zaken loopt. Zijn
schrijven, bedoel ik, zal Uw letterkundigen brief niet in den weg
staan, waarvan de directeur mij zooeven Uwe vriendelijke aankondiging
heeft voorgelezen.
Over mijzelf, mijn waarde Robbie, heb ik weinig wat U aangenaam kan
zijn, mede te deelen. De weigering om mijn straftijd te verkorten was
mij als een loodzware sabelhouw. Een dof gevoel van smart versuft mij.
Ik had geteerd op hoop, en nu teert het ziele wee na zijn lang vasten
tot verzadiging toe op mij, alsof zijn eigen honger het had
uitgemergeld. Toch zijn er vriendelijker elementen werkzaam in deze
bedorven gevangenislucht dan vroeger: menigmaal is mij medegevoel
betoond, en ik gevoel mij niet langer volslagen verstoken van
menschelijke invloeden, wat voordien een bron van verschrikking en
kwelling voor mij was. En ik lees Dante, en ma
|