roote
treurspelen, de gevoelens zouden deelen, die passen bij de tragische
stemming; geen dwaling is noodlottiger dan het van hen te verwachten.
De martelaar in zijn "mantel van vlammen" moge het aangezicht van God
aanschouwen, maar voor hem die de takkebossen opstapelt of in de
vlammende houtblokken rakelt, is het geheele tooneel niet meer dan het
kelen van een os is voor den slager, of het vellen van een boom voor
den kolenbrander in het bosch of het vallen van een bloem voor den man
die het gras neermaait met de zeis. Groote hartstochten zijn voor de
grooten van ziel, en groote gebeurtenissen kunnen alleen gezien worden
door hen die op dezelfde hoogte staan als zij. Wij denken dat wij onze
gevoelsaandoeningen voor niets krijgen. Dat is niet zoo. Zelfs de
uitgelezenste en meest zelfopofferende aandoeningen moeten betaald
worden. Vreemd genoeg, dit juist maakt haar uitgelezen. Het
verstands-en gevoelsleven van de doorsnee-menschen is een zeer
verachtelijk gedoe. Volmaakt als zij hun denkbeelden borgen uit een
soort gedachten-leesgezelschap--den _Zeitgeist_ van een eeuw
zonder ziel--en hen aan het eind van iedere week beduimeld
terugzenden, zoo beproeven zij altijd hun aandoeningen op crediet te
krijgen of weigeren de rekening te betalen als die aangeboden wordt.
Wij moeten die levensopvatting te boven komen; zoodra wij te betalen
hebben voor een aandoening, leeren wij haar soortelijke waarde kennen
en behalen winst met die kennis. Bedenk dat de sentimenteele altijd
een cynicus is in zijn hart. In werkelijkheid is sentimentaliteit
enkel cynisme op zijn uitgaansdag. En al is cynisme vermakelijk om
zijn intellectueelen kant, nu het heerenmanieren heeft aangeleerd en
in fatsoenlijk gezelschap komt, kan het toch nooit meer zijn dan de
volmaakte philosophie voor een man zonder ziel. Het heeft zijn
maatschappelijke waarde, en voor een kunstenaar zijn alle wijzen van
uitdrukking belangwekkend. Maar op zichzelf is het een poovere zaak,
want daar is niets wat zich ooit aan den waarachtigen cynicus
openbaart.
* * * * *
Ik ken in de geheele dramatiek niets onvergelijkelijkers uit het
oogpunt van kunst, niets suggestievers in zijn verfijndheid van
waarneming, dan Shakespeare's karakter-teekening van Rosencrantz en
Guildenstern. Zij zijn akademie-vrienden van Hamlet. Zij zijn zijne
kameraden geweest. Zij brengen met zich herinneringen aan aangename
dagen samen doorgebracht. Op het oogenblik dat zi
|